P1B1 Ontv+verw goe H1 weg van goederen n consument 1.1 -1.5

RETAIL THEORIE
P1B1 Distributie
Boek: ontvangt en verwerkt goederen 
H1 de weg van goederen naar de consument p7
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
RetailMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

RETAIL THEORIE
P1B1 Distributie
Boek: ontvangt en verwerkt goederen 
H1 de weg van goederen naar de consument p7

Slide 1 - Tekstslide

1.1 Een inleiding op de detailhandel p8
Voorkennis ophalen dmv woordweb

Slide 2 - Tekstslide

Noem een aantal detailhandels bedrijven.

Slide 3 - Woordweb

DETAILHANDEL
Online of offline
Fysiek (= offline) --> daadwerkelijk naar de winkel
Combi van beide ook mogelijk. 



Slide 4 - Tekstslide

Noem een voorbeeld van een winkel die online én offline verkoop doet.

Slide 5 - Open vraag

BEROEPEN IN DETAILHANDEL
  • Assistent verkoop/retail (1)
  • Verkoper (2)
  • Eerste verkoper (3)
  • Verkoopspecialist 
  • Manager retail
  • Ondernemer retail 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

TAKEN VAN VERKOPER
  • goederen ontvangen en oplsaan
  • voeren van verkoopgesprekken
  • financieel afhandelen van de verkoop
  • presenteren van artikelen
  • presentaties op orde houden
  • schoonhouden van winkel
  • klant goede indruk

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

OPDRACHT
  • Lees voor jezelf 1.1 nogmaals door.
  • Maak opdracht 1 - 5   p. 19 - 20.
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide

1.2 DE LOGISTIEKE KETEN
Goederenstroom --> weg van spullen van producent naar consument.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een consument?

Slide 12 - Open vraag

Wat is een producent?

Slide 13 - Open vraag

DE KETEN
  • Leverancier/verlader --> levert goederen (vaak ook producent)
  • Expediteur --> verzend goederen (+ de admin hiervan)
  • Distributiecentrum/groothandel --> opslag goederen en soms ompakken (kleinere hoeveelheden)
  • Transporteur/vervoerder --> verplaatsen van goederen 
  • Ontvanger --> ontvangt goederen van verzender.

Slide 14 - Tekstslide

OPDRACHT
  • Lees 1.2 nogmaals voor jezelf door
  • Maak opdracht 6 - 10    p.20 
timer
10:00

Slide 15 - Tekstslide

1.3 VERSCHIL OVERBRUGGEN
  • Verschil in plaats
    product wordt aan andere kant van wereld gemaakt.
  • Verschil in hoeveelheid
    Fabriek verpakt product in doos met 1.000 stuks detailhandel zorgt voor 'consumenten porties'.
  • Verschil in kennis
    Nieuwe producten kennen. Verkopen kan info geven over producten.
  • Verschil in tijd
    Veel producten zijn eigenlijk seizoensgebonden nu hele jaar rond verkrijgbaar.

Slide 16 - Tekstslide

OPDRACHT
  • Lees 1.3 voor jezelf rustig door.
  • Maak vraag 11 - 15    p 20 - 21.
timer
15:00

Slide 17 - Tekstslide

1.4 FUNCTIES VAN DE DETAILHANDEL 
3 Functies:
  1. Commerciële functie
  2. Distributiefunctie
  3. Maatschappelijke functie

Slide 18 - Tekstslide

Wat denk jij dat ze bedoelen met een commerciële functie?

Slide 19 - Open vraag

COMMERCIELE FUNCTIE 
  • Zo veel mogelijk geld verdienen.
  • Omzet maken (maar hier moet nog alle kosten vanaf).
  • Omzet - kosten =  winst.
  • Goed lopend bedrijf goed voor Nederlandse Economie (belasting) 

Slide 20 - Tekstslide

DISTRIBUTIE FUNCTIE
  • Verdelen en verspreiden van goederen.
  • consument --> artikelen die fabriek maakt --> detailhandel  kopen 
  • Detailhandel --> kennis van producten. 
  • Detailhandel --> leveren van service

Slide 21 - Tekstslide

MAATSCHAPPELIJKE FUNCTIE
  • Banen/werk
  • Recreatie = tijdverdrijf

Slide 22 - Tekstslide

OPDRACHT
  • Lees 1.4 + 1.5 zelfstandig door.
  • Maak de opdrachten 16 - 21   p. 21
timer
20:00

Slide 23 - Tekstslide

VOLGENDE LES
Volgende les korte quiz over Hoofdstuk 1
Zorg dat je voorbereid bent. 

Slide 24 - Tekstslide

Noem 1 ding dat je geleerd hebt deze les.

Slide 25 - Open vraag