In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
HOOFDSTUK 1.
DE WEG VAN GOEDEREN NAAR DE CONSUMENT
1.5 SAMENVATTING
1.6 BEGRIPPEN
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik (wat hebben we vorige les gedaan?
Slide 2 - Woordweb
SAMENVATTING
- De detailhandel bestaat uit bedrijven die artikelen aan consumenten verkopen.
- De detailhandel vormt de schakel tussen de groothandel en de consument.
- Steeds meer detailhandelsbedrijven verkopen zowel offline als online.
Slide 3 - Tekstslide
Er zijn verschillende beroepen in de detailhandel:
- Assistent verkoop/retail
- Verkoper
- Eerste verkoper
- Verkoopspecialist
- Manager retail
- Ondernemer retail
Slide 4 - Tekstslide
Om goederen door de goederenstroom te begeleiden, zijn verschillende activiteiten nodig.
Al die activiteiten samen noemen we de logistieke keten.
Slide 5 - Tekstslide
De detailhandel zorgt ervoor dat verschillen overbrugd worden. Dit zijn verschillen in plaats, hoeveelheid, kennis en tijd.
Slide 6 - Tekstslide
Bij het overbruggen van verschillen vervult de detailhandel drie functies: een commerciële functie, een distributiefunctie en een maatschappelijke functie.
Slide 7 - Tekstslide
Noem een voorbeeld van een bedrijf dat artikelen verkoopt aan consumenten
Slide 8 - Open vraag
Wat is distributie?
A
Het verdelen van vestigingen
B
Het verdelen van producten
C
Iemand die artikelen uitvoert naar een ander land
D
Iemand die goederen levert
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een distributiecentrum?
Slide 10 - Open vraag
Wat is een exporteur?
A
Het verdelen van vestigingen
B
Het verdelen van producten
C
Iemand die artikelen uitvoert naar een ander land
D
Iemand die goederen levert
Slide 11 - Quizvraag
Hoe noem je iemand die goederen levert?
Slide 12 - Open vraag
Noem alle onderdelen van de logistieke keten
Slide 13 - Woordweb
Geef een voorbeeld van een maatschappelijke functie
Slide 14 - Open vraag
Wat is een ontvanger?
A
De consument die een product ontvangt na aankoop
B
De partij die goederen van een voorgaande schakel ontvangt
C
Iemand die artikelen invoert van een ander land
D
Iemand die goederen levert
Slide 15 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een product
Slide 16 - Open vraag
Wat is een transporteur?
A
Iemand die goederen levert
B
Iemand van distributie
C
Iemand die producten invoert naar een ander land
D
Iemand die zorgt voor het verplaatsen van goederen