H 4 - lezen - opgave 5 + woordenschat (p 114)

Klas 2


Verder met het onderdeel ""Lezen" van H4


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Klas 2


Verder met het onderdeel ""Lezen" van H4


Slide 1 - Tekstslide

De leestekst bij opdr. 5 gaat over spelling.

Slide 2 - Tekstslide

1. Welke spelfouten maak je zelf wel eens?

Slide 3 - Open vraag

2. Denk jij dat een versimpelde spelling ons leven makkelijker zou maken? (als we bijv. het onderscheid tussen wordt-word, steil-stijl etc. opheffen of alles opschrijven zoals we het uitspreken)

Slide 4 - Open vraag

Maak nu opdr. 5 (p. 105-107) 
Je hebt 20 minuten, daarna gaan we nakijken.


Tips:
-vraag 1: tekstsoorten->zie p. 237
-vraag 10: ga op zoek naar een signaalwoord
timer
20:00

Slide 5 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)
  • 1 (achtergrond)artikel 
  • (Bekijk ook de bron. Dit artikel verscheen in het tijdschrift 'Quest'.)
  • 2 Eigen antwoord
3
  • a transparant (al. 2) – helder van structuur
  • b taalverwerving (al. 4) – het zich eigen maken van taal
  • c met de gebakken peren zitten (al. 4) – de nare gevolgen ondervinden
  • d gezwoeg (al. 4) – getob; geploeter
  • e valkuil (al. 6) – onverwachte moeilijkheid
  • f op stoom zijn (al. 7) – op dreef zijn; een goed tempo bereiken
  • g fonetisch alfabet (al. 8) – lijst van tekens die een klank weergeven

Slide 6 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)
  • 4 Feiten, want alle informatie is controleerbaar.
  • 5 Dit is een voorbeeld van een taal waar de spelling transparant is.

  • 6 alinea 4;
  • De alinea’s 1 t/m 3 vormen de inleiding: die introduceren het onderwerp (al. 1), geven voorbeelden (al. 2 en 3) en stellen de hoofdvraag (al. 3).

Slide 7 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)

Slide 8 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)
8
  • – Mening 1: Je zou bij de ijssalon moeten kunnen kiezen tussen ‘sitroen’ en ‘sjokola’, en in het ziekenhuis moest je bij de ‘sjirurg’ of de ‘ginekoloog’ zijn. (mening van het clubje van de Vlaamse taalkundige Guido Geerts
  • –Mening 2: Het is beter dat je alle woorden schrijft zoals je ze hoort. (mening van de auteur van de tekst)

9
  • – Er is geen twijfel meer mogelijk over de spelling.
  • – Iedereen over de hele wereld spreekt alle Nederlandse woorden in één keer goed uit.

Slide 9 - Tekstslide

Antwoorden opdr. 5 (p. 105-107)
  • 10 toegevend verband (zie: Desondanks)
  • 11 – Niemand heeft het fonetische alfabet in de vingers.
  •   Zelfs als je het fonetische alfabet regelmatig gebruikt, doe je er een stuk langer over om          een  tekst in fonetisch schrift te schrijven.

  • 12 We kunnen straks onze oude boeken niet meer lezen (al. 9).
  •       Het fonetisch schrift wordt erg verwarrend als iedereen precies schrijft wat hij zegt,
  •       vanwege de uitspraakverschillen per streek (al. 10).

  • 13 conclusie

Slide 10 - Tekstslide

Controlemoment: AL kiest drie "thuis"leerlingen die binnen 3 minuten een foto van hun gemaakte opdrachten sturen via teams (individuele chat) of magistermail.


Slide 11 - Tekstslide

Maak de startopdracht op p. 108. We oefenen nog één keer met standpunten en argumenten. Je hebt 5 minuten, daarna gaan we nakijken.
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Antwoorden startopdr. (p. 108)
  • 1 Een voorstel over (hernieuwde aandacht voor) het volkslied.
  • 2 Standpunt: het voorstel om het volkslied te leren en elke ochtend op school te zingen is een prima idee.

  • 3 Argument 1: Via het volkslied tonen we respect voor het Koningshuis.
  • Argument 2: Het brengt kinderen iets bij over de Nederlandse identiteit.
  • Argument 3: Het kweekt een gevoel van saamhorigheid onder Nederlanders.

Slide 13 - Tekstslide

Startopdracht (p. 108), vraag 4: jullie tegenargumenten?

Slide 14 - Open vraag

Antwoorden startopdr. (p. 108)
4 Mogelijke tegenargumenten:
  • – Het volkslied is oud en niet goed te begrijpen.
  • – Alleen door het uit het hoofd leren en het zingen dwing je geen respect af voor het Koningshuis; dat respect moet vooral komen door daden van mensen van de Koninklijke familie.
  • – De Nederlandse identiteit is iets anders dan wat in het volkslied wordt uitgedrukt (voor zover te begrijpen).
  • – Saamhorigheid is niet iets wat je kweekt door een vrij onbegrijpelijk lied te zingen.
  • – Benadrukken van nationale identiteit kan ontaarden in gevaarlijk nationalisme: (te) grote verheerlijking van het eigen land.

Slide 15 - Tekstslide

Les 3
We starten met het onderdeel "Woordenschat" van H4.

Maak in tweetallen de startopdracht op p. 114. Je hebt 10 minuten. Daarna gaan we nakijken.

Ben je eerder klaar? Lees dan vast de theorie op p. 114 en begin aan opdracht 1 en 2.
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Antwoorden startopdracht (p. 114)
1
  • a geen boe of bah zeggen = niets zeggen; niet reageren
  • b zich groen en geel ergeren = zich heel erg ergeren
  • c jachten en jagen = erg druk zijn; zich erg haasten
  • d (iets) tegen heug en meug (opeten) = (iets) met grote weerzin (opeten)
  • e (de) handel en wandel (van iemand) = (iemands) gedragingen; (zijn) doen en laten; (zijn) leven
  • f Boontje komt om zijn loontje = iemand krijgt z’n verdiende straf (loon)

  • 2 In de zinnen a, b en c gaat het om een woordpaar waarvan de woorden allitereren (er is sprake van beginrijm).
  • In de zinnen d, e en f is er sprake van eindrijm.

  • 3 De overeenkomst is dat het om rijmende woordparen gaat.

Slide 17 - Tekstslide

Opdracht 1 en 2 (p. 114)
Lees de theorie op p. 114. Maak opdr. 1 en 2. Je hebt 15 minuten, daarna gaan we nakijken.

Tip: google!
timer
15:00

Slide 18 - Tekstslide

Opdr. 1 (p. 114)
  • 1 hoog en droog; eindrijm; betekenis: veilig en beschut
  • 2 buigen of barsten: alliteratie; betekenis: toegeven of tot een uitbarsting (laten) komen
  • 3 in kannen en kruiken: alliteratie; betekenis: helemaal rond; tot in detail geregeld
  • 4 een heitje voor een karweitje: eindrijm; betekenis: een kleine financiële bijdrage voor een klusje
  • 5 in geuren en kleuren: eindrijm; betekenis: met allerlei details (die deels de spanning verhogen)
  • 6 zonder slag of stoot: alliteratie; betekenis: zonder op verzet te stuiten.

Slide 19 - Tekstslide

Opdr. 2 (p. 114)
  • 1 door schade en schande: door allerlei negatieve ervaringen
  • 2 over koetjes en kalfjes (praten): (praten) over onbelangrijke zaken
  • 3 de lusten en de lasten: de negatieve en de positieve dingen
  • 4 een aardje naar zijn vaartje (hebben): erg op zijn vader lijken
  • 5 door weer en wind: door allerlei soorten weer; onder alle
  •  weersomstandigheden
  • 6 met raad en daad (bijstaan): op alle mogelijke manieren (helpen)

Slide 20 - Tekstslide

Controlemoment: AL kiest drie "thuis"leerlingen die binnen 3 minuten een foto van hun gemaakte opdrachten sturen via teams (individuele chat) of magistermail.


Slide 21 - Tekstslide