LJ2 Nederlands H4, 4.18 + 4.19

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ2 Hoofdstuk 4, 4.18 + 4.19
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ2 Hoofdstuk 4, 4.18 + 4.19
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je lesboek van Nederlands en open je boek op p. 194. 


Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel +Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Weet je wat het verschil is tussen een objectieve en een subjectieve tekst;
- Kun je objectieve en subjectieve argumenten bij je standpunt geven;
- Kun je betrouwbare informatie van internet selecteren;
- Kun je een overtuigende tekst schrijven;


Leergebiedoverstijgende doelen:

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen + mini-check
Scoor je verdiept (8 of hoger) dan mag je zelfstandig aan het werk: opdracht 6


De rest doet mee met de instructie

Slide 4 - Tekstslide

Wat is een voorbeeld van een objectieve tekst?

Slide 5 - Open vraag

Wat is een voorbeeld van een subjectieve tekst?

Slide 6 - Open vraag

Wat is de betekenis van ' argumenten'?

Slide 7 - Open vraag

Wat zijn vragen die je kunt stellen om te kijken of een tekst of website betrouwbaar is?

Slide 8 - Open vraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan het werk


De rest doet mee met de instructie 

Slide 9 - Tekstslide

4. Instructie
Als je een informerende tekst schrijft, zoals een nieuwsbericht,, dan moe tje ervoor zorgen dat deze objectief is. Wat je zegt, is neutraal en moet controleerbaar zijn. Je mag alleen maar feiten noemen en je eigen mening mag er niet in voorkomen.

Als je een overtuigende tekst schrijft, zoals een ingezonden brief of een weblog, dan geef je juist wél je mening. Zo'n tekst is subjectief of persoonlijk

Slide 10 - Tekstslide

Om je publiek ergens van te overtuigen, geef je argumenten (redenen) bij je standpunt. Die argumenten kunnen objectief of subjectief zijn.

Je kunt je publiek het best overtuigen met objectieve argumenten. Subjectieve argumenten zijn persoonlijker. Je kunt ze gebruiken om de argumenten die je al geeft, te versterken. 

Slide 11 - Tekstslide

Je hebt geleerd hoe je met behulp van een zoekmachine informatie kunt opzoeken op het internet. Op internet kun je veel informatie vinden, ook argumenten bij een stelling. Niet alle informatie die je vindt, is geschikt. Gebruik alleen betrouwbare informatie. 

Slide 12 - Tekstslide

Om erachter te komen of een website en de informatie erop betrouwbaar zijn, ,moet je jezelf de volgende vragen stellen:

- Wie heeft de informatie op internet gezet? Is de schrijver een deskundige. op het gebied van het onderwerp? 
- Wat is het doel van de informatie? Wil de schrijver informeren, overtuigen of overhalen? Informerende teksten zijn het betrouwbaarst.
- Is de informatie niet verouderd?
- Staan er weinig tot geen spelfouten in?

Schrijf betrouwbare informatie nooit over, maak er je eigen samenvatting van. 

Slide 13 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Intensief -->
Je maakt samen met de leerkracht opdracht 

Slide 14 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht ... op bladzijde 195.



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna pak je een boek en ga je in stilte lezen. 
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

7. Evaluatie
Hoe ging de les?
Kun je benoemen wat objectieve en subjectieve argumenten zijn?
Kun je zien wanneer informatie betrouwbaar is en wanneer niet?
Heb je nog ergens hulp bij nodig?


Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
Maandag 16 januari
 ...



Slide 17 - Tekstslide