Week 48 les 1 grammatica

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

- Herhaling vorige lessen
- Huiswerk bespreken
- Nieuw onderdeel
- Bespreken
- Oefenen 

Slide 3 - Tekstslide

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord

Slide 4 - Quizvraag

Hoe vind je de persoonsvorm in de zin?
(er zijn meerdere antwoorden goed)

Slide 5 - Open vraag

Maandag is de ergste dag van de week.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 6 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen:
Pieter gaat elke week naar gitaarles.

Slide 7 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Na school gingen de leerlingen naar huis.

Slide 8 - Open vraag

HW bespreken
blz. 54 opdrachten 1 t/m 5

Slide 9 - Tekstslide

Het onderwerp (ow) :

- geeft aan wie of wat iets doet in de zin.
- is een mens, dier, ding, plant of eigennaam of het verwijst naar een mens, dier, ding, plant of eigennaam.

- Vormt ALTIJD een duo met de persoonsvorm. Ze staan dus allebei in het enkelvoud OF allebei in het meervoud. 

Slide 10 - Tekstslide

Hoe vind je het onderwerp (ow) ?

1. Verander de persoonsvorm van getal. (van enkelvoud maak je dus meervoud of andersom)
Het woord dat mee moet veranderen, is het onderwerp

2. Stel de vraag wie of wat + persoonsvorm?
Het antwoord op deze vraag is het onderwerp

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht
  • Wat: lees de zinnen op het werkblad en kleur de persoonsvorm groen, het onderwerp blauw en zet streepjes tussen de zinsdelen. Maak daarna de rest van de vragen
  • Hoe: alleen (zacht overleggen mag)
  • Hulp: mevrouw de vries en tekstboek
  • Tijd: 10 minuten
  • Uitkomst: intro nieuw onderwerp + klassikaal bespreken
  • Klaar?: begin met het maken van opdracht 1 t/m 5 op blz. 80 en 81

Slide 12 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
alle ww horen in het WWG, óók PV!

         O                       pv                                                               WWG
De leerlingen / zouden / luisterend / in de klas / kunnen zitten.

samen: zouden kunnen zitten

Slide 13 - Tekstslide

Ik had haar de juiste informatie
kunnen verstrekken.
(wwg=?)
A
had
B
kunnnen verstrekken
C
had kunnen verstrekken

Slide 14 - Quizvraag

videouitleg 

Slide 15 - Tekstslide

Extra oefenen
https://www.cambiumned.nl/oefeningen/oefening-werkwoordelijk-gezegde-2/ 

Slide 16 - Tekstslide