Hst 30 WW GEZ

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2,3

Vandaag 

Verder met redekundig ontleden met werkwoorden, en werkwoordelijk gezegde 

Pak eventueel KERN blz. 191, 193 en 194  erbij

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
De boete zal 50€ gaan bedragen

1. zal
2. zal bedragen
3. zal gaan bedragen
4. zal 50€ gaan bedragen

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Ik zit me op te vreten

1. zit
2. zit te vreten
3. zit op te vreten
4. zit me op te vreten

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Hij is nu toch echt de kluts helemaal kwijt

1. is
2. is kwijt
3. is nu echt kwijt
4. is de kluts kwijt

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Het wandelen in de duinen ligt mij niet.

1. ligt
2. het wandelen ligt
3. het wandelen ligt niet
4. het wandelen ligt mij niet

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
De gymleraar kon de klas niet in het gareel houden

1. kon
2. kon houden
3. kon in het gareel houden
4. kon niet

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Hij schonk het meisje een prachtige glimlach en die schrok zich toen een hoedje.

1. schonk
2. schonk, schrok
3. schonk, schrok een hoedje
4. schonk, schrok zich een hoedje

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Schulting won dit weekend een gouden medaille bij shorttracken

1. won
2. won shorttracken
3. won bij shorttracken
4. won een gouden medaille

 NUMO taken klaar 

Morgen naamwoordelijk gezegde

vrijdag lijdend voorwerp

dan samengestelde zinnen, en oefenen 

en nog hst 32