Blok 3 - Herhaling voor de toets van blok 3

Toetsvoorbereiding
Log in bij de LessonUp!

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toetsvoorbereiding
Log in bij de LessonUp!

Slide 1 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Mijn moeder heeft een lekker gebakje voor mijn oma gekocht.

Slide 2 - Open vraag

Meewerkend voorwerp
De ontvanger in de zin. Degene aan wie iets gegeven wordt of voor wie iets wordt gedaan.

Slide 3 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Lina geeft haar vriendin het geleende boek terug.

Slide 4 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling

Vanmiddag moet ik werken.

Slide 5 - Open vraag

Bijwoordelijke bepaling
De conciërge plakt de poster aan de muur.

Slide 6 - Open vraag

Bedrijvende/lijdende vorm
Bedrijvende vorm:
Onderwerp doet iets.

Lijdende vorm:
Er wordt iets met het onderwerp gedaan.

Slide 7 - Tekstslide

De jarige Joey wordt door de klas gefeliciteerd.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 8 - Quizvraag

Sunniva doet boodschappen voor haar buurvrouw.
A
Bedrijvende vorm
B
Lijdende vorm

Slide 9 - Quizvraag

______ je moeder boos op me? (Worden, tt)

Slide 10 - Open vraag

______ je dat een stomme vraag? (Vinden, tt)

Slide 11 - Open vraag

De fiets en de brommer zijn _____ vies.
A
Beide
B
Beiden

Slide 12 - Quizvraag

De kinderen zijn de ______ die slapen.
A
Enige
B
Enigen

Slide 13 - Quizvraag

Bijna _____ serveersters blijven vrolijk en beleefd.
A
Alle
B
Allen

Slide 14 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
Verukkelijk
B
Verrukkelijk

Slide 15 - Quizvraag

Welk woord is juist gespeld?
A
Aplaus
B
Applaus

Slide 16 - Quizvraag

De acteur is beroemd vanwege zijn goede acteerwerk, maar ook _____ vanwege zijn verwende gedrag.
A
Gecoördineerd
B
Aangrijpend
C
Gestimuleerd
D
Berucht

Slide 17 - Quizvraag

Uit welke taal is 'siësta' een leenwoord?
A
Spaans
B
Italiaans
C
Frans
D
Portugees

Slide 18 - Quizvraag

Uit welke taal is knäckebröt een leenwoord?
A
Pools
B
Deens
C
Duits
D
Zweeds

Slide 19 - Quizvraag

Maak het spreekwoord compleet:

Ik sla de ______ op zijn kop.

Slide 20 - Open vraag

Maak het spreekwoord af:

Het _____ erbij neer gooien.

Slide 21 - Open vraag

Wat betekent 'op dezelfde golflengte zitten'?
A
Dezelfde spullen bezitten
B
Ergens hetzelfde over denken
C
Goed zijn in dezelfde dingen
D
Dezelfde achternaam hebben

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandig naamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 23 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort niet bij het tekstverband REDEN?
A
daarom
B
want
C
omdat
D
daarmee

Slide 24 - Quizvraag

In welke zin zie je het tekstverband 'reden'?
A
Ik ben te laat, want ik heb me verslapen.
B
Ik heb me verslapen en bovendien had ik een lekke band.

Slide 25 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort niet bij het tekstverband opsomming?
A
Ten eerste
B
ook
C
bovendien
D
als

Slide 26 - Quizvraag

Welk signaalwoord hoort bij het tekstverband VOORBEELD
A
ook
B
ten tweede
C
zoals
D
omdat

Slide 27 - Quizvraag

Klaar?
 - Afronden blok 3;
- Leer nu nog de vier tekstverbanden en bijbehorende signaalwoorden.

Slide 28 - Tekstslide