Week 39 Les 1 Taalverzorging 1 +2 (h2 + h4) en droomweekend

Nederlands
Taalverzorging en droomweekend
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands
Taalverzorging en droomweekend

Slide 1 - Tekstslide

Lezen

Slide 2 - Tekstslide

Toets in de toetsweek
Taalverzorging blok 2 en 4

Slide 3 - Tekstslide

Blok 2

Grammatica: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, zinsdelen 
werkwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord, voorzetsel, bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, wederkerend en wederkerig voornaamwoord 

Spelling: hoofdletters

Formuleren: hoofdletters en leestekens gebruiken, verwijswoorden, signaalwoorden

Taalbewustzijn: synoniemen, antoniemen, homoniemen, homofonen, taalvariatie

Blok 4

Grammatica: meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
vragend voornaamwoord



Spelling: komma, directe en indirecte rede 

Formuleren: signaalwoorden (opsomming, tegenstelling, reden, voorbeeld en middel-doel), komma's op de juiste plaats, citeren, gevoelswaarde van woorden


Taalbewustzijn: taalverandering, leenwoorden


Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen

Persoonsvorm
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Zin in zinsdelen verdelen
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling

Slide 5 - Tekstslide

Woordsoorten

Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Voorzetsel
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Vragend voornaamwoord

Slide 6 - Tekstslide

De aanvoerder gaf zijn medespelers na de wedstrijd de gewonnen kampioensbeker.

Wat is de persoonsvorm?

Slide 7 - Open vraag

De aanvoerder gaf zijn medespelers na de wedstrijd de gewonnen kampioensbeker.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 8 - Open vraag

De aanvoerder gaf zijn medespelers na de wedstrijd de gewonnen kampioensbeker.

Wat is het onderwerp van deze zin?

Slide 9 - Open vraag

De aanvoerder gaf zijn medespelers na de wedstrijd de gewonnen kampioensbeker.

Kopieer de zin en zet de zinsdeelstrepen op de juiste plek.

Slide 10 - Open vraag

De aanvoerder gaf zijn medespelers na de wedstrijd de gewonnen kampioensbeker.

Wat is het lijdend voorwerp van deze zin?

Slide 11 - Open vraag

Meewerkend voorwerp (mv)
aan/voor wie/wat 
+ wg 
+ ow 
+ lv

Mijn buurman heeft de bloemen gisteren water gegeven.

pv: heeft
wg: heeft gegeven
ow: mijn buurman
lv: water

Slide 12 - Tekstslide

De aanvoerder gaf zijn medespelers na de wedstrijd de gewonnen kampioensbeker.

Wat is het meewerkend voorwerp van deze zin?

Slide 13 - Open vraag

Maken
 blz. 105
opdracht 1a

Klaar? Verder werken aan je droomweekend! 

Slide 14 - Tekstslide