Blok 2
Grammatica: persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, onderwerp, lijdend voorwerp, zinsdelen
werkwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord, voorzetsel, bijvoeglijk naamwoord, persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord, wederkerend en wederkerig voornaamwoord
Spelling: hoofdletters
Formuleren: hoofdletters en leestekens gebruiken, verwijswoorden, signaalwoorden
Taalbewustzijn: synoniemen, antoniemen, homoniemen, homofonen, taalvariatie
Blok 4
Grammatica: meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
vragend voornaamwoord
Spelling: komma, directe en indirecte rede
Formuleren: signaalwoorden (opsomming, tegenstelling, reden, voorbeeld en middel-doel), komma's op de juiste plaats, citeren, gevoelswaarde van woorden
Taalbewustzijn: taalverandering, leenwoorden