§11.4

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Plattegrond

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- Herhalen begrippen 11.3 (pak je begrippenlijst erbij)
- Uitleg 11.4 (pak een blaadje + pen)
- werken aan leerdoelen/ huiswerkopdrachten

Slide 4 - Tekstslide

Planning periode 3

Slide 5 - Tekstslide

Vul de begrippenlijst aan met:
Homozygoot dominant:.....................
Homozygoot recessief:.....................

Intermediair fenotype:......................

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoelen 11.4
  1. Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
  2. Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
  3. Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is. 




Boek blz 112 - 119

Slide 7 - Tekstslide

Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
  • De moeder (XX) geeft via haar   eicellen altijd een X door
     (dus 2x een X)
  • De vader (XY) geeft via zijn zaadcellen een X of een Y door. Dus 50% kans op een X of 50% kans op een Y.

 


boek blz 113
Uitleg kruisingsschema
In het kruisingsschema zie je dat je (2 x 25%) = 50% hebt op een jongen. En (2 x 25%) = 50% kans op een meisje.

Slide 8 - Tekstslide

(11.4) Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
F1 generatie = kinderen 
Welke mogelijkheden zijn er?

Boek
blz 114 - 115
Fenotype
Genotype
Mogelijke geslachtscellen
Heterozygoot
Aa

Slide 9 - Tekstslide

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten. 
opties man    = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
Schrijf mee met het maken van het schema

Slide 10 - Tekstslide

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten. 
opties man    = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
A
A
a
a
Vul schema in:

Slide 11 - Tekstslide

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Er zijn altijd 3 opties: 
genotype
1: A bij A = AA
2: a bij A of A bij a = Aa
3: a bij a = aa
fenotype:
?
?
?

Slide 12 - Tekstslide

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Wat is het % ?
fenotype =  ?
genotype =  ?
                    
Er zijn altijd 3 opties: 
genotype
1: A bij A = AA
2: a bij A of A bij a = Aa
3: a bij a = aa
fenotype
1: donker
2: donker
3: rood

Slide 13 - Tekstslide

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = 3 x25% = 75% donker
                       1 x25% = 25% rood 
genotype = 2 x 25% = 50% op Aa
                    = 1 x 25% op AA
                    = 1 x 25% op aa
Er zijn altijd 3 opties: 
genotype
1:A bij A = AA
2:a bij A of A bij a = Aa
3:a bij a = aa
fenotype
1:donker
2:donker
3:rood

Slide 14 - Tekstslide

Samen oefenen 
Stappenplan:
1. Wat is het fenotype van vader en moeder?
2. Wat is het genotype van vader en moeder?
3. Welke eigenschap is Dominant?
4. Welke eigenschap is recessief?

Slide 15 - Tekstslide

Stappenplan:
1. Wat is het fenotype van vader en moeder?
2. Wat is het genotype van vader en moeder?
3. Welke eigenschap is Dominant?
4. Welke eigenschap is recessief?

Slide 16 - Tekstslide

Het kunnen rollen van je tong (afbeelding) is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.
Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.
Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
  ? 0%
  ? 25%
  ? 50%
  ? 100%
  ? Dit kun je niet weten


Stappenplan:
1. Wat is het fenotype van vader en moeder?
2. Wat is het genotype van vader en moeder?
3. Welke eigenschap is Dominant?
4. Welke eigenschap is recessief?

Slide 17 - Tekstslide

Verwerken!
Werkboek vragen maken:
11.4 vraag 1 t/m 8
Klaar: Maken oefenvragen blad



Volgende les:
Terugblik  11.4
uitleg overige leerdoelen §11.4
Ik loop rond om huiswerk te checken van 11.3
Antwoorden oefenvragen
Antwoorden van de oefenvragen staan op ELO studiewijzer hst 11

Slide 18 - Tekstslide

Leerdoelen 11.4
  1. Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
  2. Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
  3. Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is. 




Exit ticket:
Bij bepaalde kippen is het gen voor zwart recessief ten opzichte van het gen voor wit. 
Een zwarte haan paart met een homozygote witte hen. Er komen vier kuikens. Hoe groot is de kans dat een van de kuikens zwart is?
Maak je kruisingsschema op je blaadje en geef antwoord op de vraag.

Slide 19 - Tekstslide

Wil je meer info over het maken van kuisingsschema's?

Bekijk dan deze video

Slide 20 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
- herhalen  11.4 (pak je laptop en kom in deze LU)

- Oefenen 11.4 + start 11.5 stambomen
- werken aan leerdoelen/ huiswerkopdrachten

Slide 21 - Tekstslide

Een vrouw heeft 3 kinderen ze zijn allemaal jongens. Ze is zwanger van nummer 4. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 22 - Quizvraag


Bekijk de chromosomenkaart hiernaast. Is dit een chromosomenkaart van een man of een vrouw?

Slide 23 - Open vraag

P1 = homozygoot
P2 = homozygoot
Bruin is dominant over groen

Schrijf de genotype van P1 en P2 op.
P1 =
P2=

Slide 24 - Open vraag

P1 = homozygoot
P2 = homozygoot
Bruin is dominant over groen
Schrijf op welke geslachtscellen er kunnen voorkomen.
P1 =
P2 =

Slide 25 - Open vraag

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a

Slide 26 - Sleepvraag

P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:

A
A
a
a
T
A
A
A
a
a
A
a
a

Slide 27 - Sleepvraag



Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant.
Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?

Maak het kruisingsthema op papier en lever deze in
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 28 - Quizvraag


Het hebben van droog of nat oorsmeer is erfelijk. Een vrouw met nat oorsmeer is heterozygoot voor deze eigenschap. 
Wat is het genotype van haar man?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Snap het niet.

Slide 29 - Quizvraag

Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is. 
Welk gen is dominant?
P generatie: 
vader homozygoot bruin
moerder homozygoot rood
F1 generatie:
100% heterozygoot Aa en fenotype bruin
Hierdoor kun je zeggen dat bruin dominant is.
Hoe maak je het kruisingschema P naar F1
Hoe maak je het kruisingschema van F1 naar F2 generatie
F1 op het plaatje is F2
Bekijk goed welke gegevens je gekregen hebt en  welke je kunt invullen op basis van kruisingschema's. 

Slide 30 - Tekstslide

Stambomen 11.5

Slide 31 - Tekstslide

Het hebben van droog of nat oorsmeer is erfelijk. Een vrouw met nat oorsmeer is heterozygoot voor deze eigenschap. 
Wat is het genotype van haar man?
Uitleg vraag
Vrouw is heterozygoot en heeft nat oorsmeer.
Nat oorsmeer hebben is dus dominant.
Ze krijgen samen een zoon met droog oorsmeer.
Dit kan dus alleen als hij homozygoot ressecief is (aa)
Een gen is afkomstig van moeder (a) de ander van vader (a) 
De vader moet dus wel Aa zijn want hij heeft nat oorsmeer maar geeft het gen voor droog oorsmeer wel door!
Kruissingschema

Slide 32 - Tekstslide


Het hebben van een kuiltje in je kin is erfelijk. Een groen vierkantje betekend dat diegene een kuiltje in zijn kin heeft. 
Wat is het genotype van Edwin?
A
Aa
B
AA
C
aa
D
Snap het niet

Slide 33 - Quizvraag

Het hebben van een kuiltje in je kin is erfelijk. Een groen vierkantje betekend dat diegene een kuiltje in zijn kin heeft. 
Wat is het genotype van Edwin?
Uitleg vraag
Edwin heeft een kuiltje in zijn kin.
Hij heeft 2 ouders die dit niet hebben.
Een kuiltje is dus ressecief (aa)
1 gen komt van moeder (a) en heeft zelf dus Aa 
1 gen komt van vader (a) en heeft dus ook Aa
Edwin moet dus wel aa hebben, anders had hij geen kuiltje gehad.
Kruisingsschema

Slide 34 - Tekstslide

Werkboekvragen:

Maken en Nakijken: 11.4 helemaal





Deze leerdoelen krijg je pas goed onder de knie als je veel oefent. Als je klaar ben met de werkboekvragen ga je oefenen op de volgende slide:
https://biologiepagina.nl/34mavo/3Erfelijkheid/Oefenen.htm
Link staat op volgende slide! Of examensite, onderwerp erfelijkheid.
Volgende les:
terugblik §11.4 
Uitleg § 11.5

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Link