In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen 11.4
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Boek blz 112 - 119
Slide 2 - Tekstslide
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
De moeder (XX) geeft via haar eicellen altijd een X door
(dus 2x een X)
De vader (XY) geeft via zijn zaadcellen een X of een Y door. Dus 50% kans op een X of 50% kans op een Y.
boek blz 113
Uitleg kruisingsschema
In het kruisingsschema zie je dat je (2 x 25%) = 50% hebt op een jongen. En (2 x 25%) = 50% kans op een meisje.
Slide 3 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
F1 generatie = kinderen
Welke mogelijkheden zijn er?
Boek
blz 114 - 115
Fenotype
Genotype
Mogelijke geslachtscellen
Heterozygoot
Aa
Slide 4 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten.
opties man = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
Vul zelf het schema in!
Slide 5 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten.
opties man = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
A
A
a
a
Vul schema in:
Slide 6 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = ?
genotype = ?
Er zijn altijd 3 opties:
genotype
A bij A = AA
a bij A of A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype:
?
Slide 7 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Wat is het % ?
fenotype = ?
genotype = ?
Er zijn altijd 3 opties:
genotype
A bij A = AA
a bij A of A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype
- donker
- donker
- rood
Slide 8 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = 3 x25% = 75% donker
genotype = 2 x 25% = 50% op Aa
= 1 x 25% op AA
= 1 x 25% op aa
Er zijn altijd 3 opties:
genotype
A bij A = AA
a bij A of A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype
- donker
- donker
- rood
Slide 9 - Tekstslide
Verwerken!
Werkboek vragen maken:
11.4 vraag 1 t/m 8
Nakijken oefenvragen 11.3
Volgende les:
Terugblik 11.4
uitleg overige leerdoelen §11.4
Verstandig om te doen:
- Begrippenlijst maken
- Mindmappen / samenvatten
timer
10:00
Antwoorden oefenvragen
Antwoorden van de oefenvragen staan op ELO studiewijzer hst 11
Slide 10 - Tekstslide
Leerdoelen 11.4
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Exit ticket:
Bij bepaalde kippen is het gen voor zwart recessief ten opzichte van het gen voor wit. Een zwarte haan paart met een homozygote witte hen. Er komen vier kuikens. Hoe groot is de kans dat een van de kuikens zwart is?
Maak je kruisingsschema op je blaadje en geef antwoord op de vraag.
Slide 11 - Tekstslide
Je kunt uitleggen waarom je 50% kans hebt op een jongen of meisje.
De moeder (XX) geeft via haar eicellen altijd een X door
(dus 2x een X)
De vader (XY) geeft via zijn zaadcellen een X of een Y door. Dus 50% kans op een X of 50% kans op een Y.
boek blz 113
Uitleg kruisingsschema
In het kruisingsschema zie je dat je (2 x 25%) = 50% hebt op een jongen. En (2 x 25%) = 50% kans op een meisje.
Slide 12 - Tekstslide
Een vrouw heeft 3 kinderen ze zijn allemaal jongens. Ze is zwanger van nummer 4. Hoeveel kans is er dat ze weer een jongen krijgt.
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%
Slide 13 - Quizvraag
Bekijk de chromosomenkaart hiernaast. Is dit een chromosomenkaart van een man of een vrouw?
Slide 14 - Open vraag
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
F1 generatie = kinderen
Welke mogelijkheden zijn er?
Boek
blz 114 - 115
Fenotype
Genotype
Mogelijke geslachtcellen
Heterozygoot
Aa
Slide 15 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
Dit kun je in een kruisingschema zetten.
opties man = boven horizontaal
opties vrouw = verticaal zijkant
Vul zelf het schema in!
Slide 16 - Tekstslide
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat de kans op een bepaald fenotype bij de F1 generatie is.
fenotype = 3 x25% = 75% donker
genotype = 2 x 25% = 50% op Aa
= 1 x 25% op AA
= 1 x 25% op aa
Er zijn altijd 4 opties:
genotype
A bij A = AA
a bij A = aA (schrijf je als Aa)
A bij a = Aa
a bij a = aa
fenotype
- donker
- donker
- donker
- rood
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Video
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen
Schrijf de genotype van P1 en P2 op. P1 = P2=
Slide 19 - Open vraag
P1 = homozygoot P2 = homozygoot Bruin is dominant over groen Schrijf op welke geslachtscellen er kunnen voorkomen. P1 = P2 =
Slide 20 - Open vraag
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
Slide 21 - Sleepvraag
P1 heeft bruine ogen genotype AA
P2 heeft groene ogen genotype aa
Sleep de juiste letters naar het kruisingschema:
A
A
a
a
T
A
A
A
a
a
A
a
a
Slide 22 - Sleepvraag
Beide ouders zijn homozygoot, bruin is dominant.
Hoeveel kans is er op nakomelingen met groene ogen?
Maak het kruisingsthema op papier en lever deze in
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%
Slide 23 - Quizvraag
Je kunt met behulp van een kruisingsschema voorspellen wat een bepaald fenotype bij de F2 generatie is.
Welk gen is dominant?
P generatie:
vader homozygoot bruin
moerder homozygoot rood
F1 generatie:
100% heterozygoot Aa en fenotype bruin
Hierdoor kun je zeggen dat bruin dominant is.
Hoe maak je het kruisingschema P naar F1
Hoe maak je het kruisingschema van F1 naar F2 generatie
F1 op het plaatje is F2
Bekijk goed welke gegevens je gekregen hebt en welke je kunt invullen op basis van kruisingschema's.
Slide 24 - Tekstslide
Het hebben van droog of nat oorsmeer is erfelijk. Een vrouw met nat oorsmeer is heterozygoot voor deze eigenschap.
Wat is het genotype van haar man?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Snap het niet.
Slide 25 - Quizvraag
Het hebben van droog of nat oorsmeer is erfelijk. Een vrouw met nat oorsmeer is heterozygoot voor deze eigenschap.
Wat is het genotype van haar man?
Uitleg vraag
Vrouw is heterozygoot en heeft nat oorsmeer.
Nat oorsmeer hebben is dus dominant.
Ze krijgen samen een zoon met droog oorsmeer.
Dit kan dus alleen als hij homozygoot ressecief is (aa)
Een gen is afkomstig van moeder (a) de ander van vader (a)
De vader moet dus wel Aa zijn want hij heeft nat oorsmeer maar geeft het gen voor droog oorsmeer wel door!
Kruissingschema
Slide 26 - Tekstslide
Het hebben van een kuiltje in je kin is erfelijk. Een groen vierkantje betekend dat diegene een kuiltje in zijn kin heeft.
Wat is het genotype van Edwin?
A
Aa
B
AA
C
aa
D
Snap het niet
Slide 27 - Quizvraag
Het hebben van een kuiltje in je kin is erfelijk. Een groen vierkantje betekend dat diegene een kuiltje in zijn kin heeft.
Wat is het genotype van Edwin?
Uitleg vraag
Edwin heeft een kuiltje in zijn kin.
Hij heeft 2 ouders die dit niet hebben.
Een kuiltje is dus ressecief (aa)
1 gen komt van moeder (a) en heeft zelf dus Aa
1 gen komt van vader (a) en heeft dus ook Aa
Edwin moet dus wel aa hebben, anders had hij geen kuiltje gehad.
Kruisingsschema
Slide 28 - Tekstslide
Werkboekvragen:
Maken en Nakijken: 11.4 helemaal
Deze leerdoelen krijg je pas goed onder de knie als je veel oefent. Als je klaar ben met de werkboekvragen ga je oefenen op de volgende slide: