Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige en meervoudige argumentatie, tussen afhankelijke en onafhankelijke argumenten, tussen standpunt en argument.
Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
§ 2 Argumentatiestructuren
Doelen:
Ik kan onderscheid maken tussen enkelvoudige en meervoudige argumentatie, tussen afhankelijke en onafhankelijke argumenten, tussen standpunt en argument.
Ik kan een argumentatie weergeven in een blokjesschema.
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
terugblik op § 1 Standpunt en argument
argumentatiestructuren: wat zijn dat?
oefenen met het blokjesschema
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk af?
1. § 1 opdracht 3 op p. 64 (in je schrift).
2. samenvatting van de theorie van § 2 op p.68/69.
Slide 3 - Tekstslide
terugblik
standpunt
argument
tegenargument
weerlegging
Slide 4 - Tekstslide
Stelling:
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk
argument
Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer
Slide 5 - Sleepvraag
Wat is het standpunt in de volgende zin:
Ik zou voorlopig geen nieuwe schaatsen kopen; het is al jaren geleden dat er langer dan enkele dagen natuurijs heeft gelegen.
A
Ik zou..... schaatsen kopen
B
het is.... heeft gelegen
Slide 6 - Quizvraag
We moeten kiesdrempel van minstens 3% invoeren, want het grote aantal kleine partijen in de Tweede Kamer maakt het bijna onmogelijk om Nederland te regeren.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument
Slide 7 - Quizvraag
Varkens worden in Nederland erg slecht behandeld. Daarom kun je beter geen varkensvlees eten.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument
Slide 8 - Quizvraag
In het bedrijfsleven heeft iedereen een aantal snipperdagen. Ik vind dat leerlingen in het voortgezet onderwijs daar ook recht op hebben.
A
Feitelijk argument
B
Waarderend argument
Slide 9 - Quizvraag
Ik vind dat leerlingen in het voortgezet onderwijs snipperdagen moeten hebben. In het bedrijfsleven heeft iedereen daar namelijk ook recht op. - Er zijn genoeg sectoren in de maatschappij waar werknemers helemaal geen snipperdagen hebben.
A
tegenargument
B
weerlegging
Slide 10 - Quizvraag
Opdracht
Haal uit de tekst hiernaast:
- standpunt/stelling
- argumenten
- tegenargument
- weerlegging
Slide 11 - Tekstslide
Verschil
Tussen onderschikkende en nevenschikkende met afhankelijke argumenten.
Bij een onderschikkende argumentatie wordt het argument ondersteund.
Bij een nevenschikkende argumentatie (met afhankelijke argumenten) wordt het standpunt ondersteund.
Slide 12 - Tekstslide
Argumentatiestructuren
Slide 13 - Tekstslide
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (afhankelijk)
Standpunt
Argument
_________
Argument
Slide 14 - Tekstslide
Standpunt
Argument
Enkelvoudige argumentatie
want, omdat
Argument
Standpunt
daarom, dus
Slide 15 - Tekstslide
Laten we vandaag naar het zwembad gaan
We zijn er al heel lang niet meer geweest
Enkelvoudige argumentatie
want, omdat
Slide 16 - Tekstslide
Enkelvoudige argumentatie
We zijn al heel lang niet meer in het zwembad geweest
daarom, dus
Laten we vandaag naar het zwembad gaan
Slide 17 - Tekstslide
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
ketenargumentatie
schikken = op volgorde zetten
onderschikken = onder elkaar op volgorde zetten
Niet alle argumenten zijn even belangrijk
Slide 18 - Tekstslide
Standpunt
Argument
want, omdat
Argument
want, omdat
Tweede argument is een argument voor het eerste argument
Onderschikkende argumentatie
Slide 19 - Tekstslide
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
daarom, dus
Argument
daarom, dus
In dit geval noem je het standpunt ook wel de conclusie
Slide 20 - Tekstslide
Laten we vandaag naar het zwembad gaan
We zijn er al heel lang niet meer geweest
want
Jij hebt nooit zin om te zwemmen
want
Tweede argument is hier minder belangrijk
Onderschikkende argumentatie
Slide 21 - Tekstslide
Laten we vandaag naar het zwembad gaan
We zijn er al heel lang niet meer in het zwembad geweest
daarom, dus
Jij hebt nooit zin om te zwemmen
daarom, dus
Onderschikkende argumentatie
Slide 22 - Tekstslide
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (afhankelijk)
Standpunt
Argument
_________
Argument
Slide 23 - Tekstslide
Laten we vandaag naar het zwembad gaan
We zijn er al heel lang niet meer geweest
want
Ik zoek een excuus om mijn nieuwe badpak te dragen
want
Bovendien, en = signaalwoorden vanopsomming
Beide argumenten zijn even belangrijk
Twee losse argumenten die samen het standpunt onderbouwen
nevenschikkende argumentatie (onafhankelijk)
bovendien, en
Slide 24 - Tekstslide
Nevenschikkende argumentatie (afhankelijk)
Het is de hele dag mooi weer
's Ochtens schijnt de zon volop
's Middags blijft het 27 graden
want
Beide argumenten zijn nodig om de bewering waar te laten zijn
Het standpunt gaat hier over de hele dag
Slide 25 - Tekstslide
Enkelvoudige argumentatie
Standpunt
Argument
Onderschikkende argumentatie
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (onafhankelijk)
Standpunt
Argument
Argument
Nevenschikkend (afhankelijk)
Standpunt
Argument
_________
Argument
Slide 26 - Tekstslide
Combinatie
Het kan zo zijn dat in een tekst meerdere argumenten voorkomen, waarvan er ten minste één wordt ondersteund door een subargument.
Er is dan sprake van onder- en nevenschikkende argumentatie.
Zie volgende sheet (voorbeeld)
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
oefenen blokjesschema
Kies een van de voorwerpen op de volgende sheet. Overtuig je publiek dat ze dit voorwerp écht moeten aanschaffen.
Hoe?
-> Noteer je standpunt en argumenten eerst in een blokjesschema.
-> Je krijgt max. 2 minuten om je publiek te overtuigen.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
oefenen blokjesschema
Overtuig je publiek om dit voorwerp aan te schaffen:
Noteer je standpunt en argumenten in een blokjesschema
check: -van boven naar beneden want, omdat
-van onder naar boven dus, daarom
-van links naar rechts en, bovendien
Slide 31 - Tekstslide
opdrachten + huiswerk
Maak opdracht 1 + 2 v.a. p. 69
Huiswerk voor 5/2: maken opdracht 3 p.71 + samenvatting theorie § 3 p.74
Slide 32 - Tekstslide
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudig onderschikkende argumentatie
C
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
Slide 33 - Quizvraag
A
Enkelvoudige argumentatie
B
Meervoudig onderschikkende argumentatie
C
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten
D
Meervoudig nevenschikkende argumentatie met onafhankelijke argumenten
Slide 34 - Quizvraag
Bij onderschikkende argumentatie wordt een argument ondersteund door een subargument.
A
juist
B
onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Een onderschikkende argumentatie bestaat altijd maar uit één argument bij het standpunt.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 36 - Quizvraag
Wat is onderschikkende argumentatie?
A
er zijn twee losse argumenten
B
je hebt één argument die het standpunt alleen kan ondersteunen
C
een argument wordt ondersteund door een ander argument
D
het eerste argument krijgt hulp van een tweede argument
Slide 37 - Quizvraag
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
nevenschikkende argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
nevenschikkende en onderschikkende argumentatie
Slide 38 - Quizvraag
Wat voor soort argumentatie is dit?
A
meervoudige argumentatie
B
enkelvoudige argumentatie
C
onderschikkende argumentatie
D
meervoudige onder-schikkende argumentatie
Slide 39 - Quizvraag
Deze argumentatie is ...
A
enkelvoudig
B
nevenschikkend
C
onderschikkend
D
onder- en neven- schikkend
Slide 40 - Quizvraag
Politici zijn niet te vertrouwen: ze hebben allemaal hun eigen belangen vooropstaan. Ik ga dan ook niet meer stemmen bij de volgende verkiezingen. Bovendien ben ik dan op wereldreis.