4V - 30/01/25

Jeudi 30 janvier 2025

Programme:  

  • Lessonup "vraagwoord"
  • Grammaire III
  • Finir "Écouter" p. 76-77
Devoirs 3/02:
Grammaire III afmaken p. 78-79
Devoirs 4/02:
apprendre la grammaire p.78/79
faire les exercices extra (eind boek)!
Periode 3, schrijfvaardigheid Hoofdstuk 3
19/02 (2 weken) 11:00 - 11:45


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Jeudi 30 janvier 2025

Programme:  

  • Lessonup "vraagwoord"
  • Grammaire III
  • Finir "Écouter" p. 76-77
Devoirs 3/02:
Grammaire III afmaken p. 78-79
Devoirs 4/02:
apprendre la grammaire p.78/79
faire les exercices extra (eind boek)!
Periode 3, schrijfvaardigheid Hoofdstuk 3
19/02 (2 weken) 11:00 - 11:45


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen vragend maken
We hebben twee soorten vraagzinnen:
  • Vraagzinnen zonder vraagwoord
  •         Heb jij een hond ???
  • Vraagzinnen met vraagwoord 
  •  Waarom heb jij een hond ?

Slide 2 - Tekstslide

welke vraag woorden ken je in het Nederlands?
vragen en opschrijven op het bord
3 manieren om een zin vragend te maken
zonder vraagwoord

  • 1 . Vraagteken achter de normale zin (vragend uitspreken  stem omhoog)
  • Tu fais du sport ??
  • 2. Omkering van onderwerp en persoonsvorm
  • Fais-tu du sport?
  • 3. Est-ce que + gewone zin
  • Est-ce que tu fais du sport?

Slide 3 - Tekstslide

VOORBEELD GEVEN
met een zin

Maak op drie manieren vragend:
  1. Elle aime son hamster.
  2. Thomas achète un beau livre.
  3. Tu vas à l'école en voiture.
  4. Le train arrive de Lyon.
  5. Il adore les pizzas


Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een vragende zin met vraagwoord
 Vraagwoord + est-ce que + onderwerp + persoonsvorm?
voorbeelden:
Quand est-ce que tu arrives?
Pourquoi est-ce que tu viens?
Comment est-ce qu'elle s'appelle?
Qu'est-ce que tu vois?
 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de vraagwoorden
Où = Waar
Quand = Wanneer
Comment = Hoe
Combien = Hoeveel
Pourquoi = Waarom
Qui = Wie
Qu'est-ce que = Wat

Slide 6 - Tekstslide

terugkoppelen naar de Nederlandse vraagwoorden op het bord, wat betekend dat in het Frans?
Andere manieren:

gewone zin + vraagwoord
Tu arrives quand?
Vraagwoord + gewone zin
Pourquoi tu es en retard?
Vraagwoord + omkering van onderwerp en persoonsvorm
pourquoi fais-tu du sport?

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekent Qui ???
A
wie
B
waar
C
wat
D
hoe

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat betekent Qu'est-ce que ?
A
Hoe
B
Waarom
C
Wat

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Combien
A
wat
B
waarom
C
hoeveel
D
wanneer

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat betekend quand?
A
wanneer
B
waar
C
hoeveel

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk, pour vendredi :
  • Apprendre 1 page 32
  • Online methode: civilisation
    (inhoudsopgave & quiz) 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies