In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
3 basis - § 4.4 Nettokracht
Slide 1 - Tekstslide
Welke twee krachten zijn in evenwicht bij een zak groenten die aan een krachtmeter hangt?
A
De span- en veerkracht
B
De spier- en veerkracht
C
De zwaarte- en spierkracht
D
De zwaarte- en veerkracht
Slide 2 - Quizvraag
Welke twee krachten zijn in evenwicht bij een zak groenten die aan een krachtmeter hangt?
A
De spier- en spankracht
B
De veer- en spankracht
C
De zwaarte- en spankracht
D
De zwaarte- en spierkracht
Slide 3 - Quizvraag
Welke twee krachten zijn in evenwicht bij een fruitschaal die op een tafel staat?
A
De span- en normaalkracht
B
De veer- en spankracht
C
De zwaarte- en normaalkracht
D
De zwaarte- en spierkracht
Slide 4 - Quizvraag
Twee krachten zijn in evenwicht als ze even .......... zijn
Slide 5 - Open vraag
Twee krachten zijn in evenwicht als ze en op dezelfde ......... liggen
Slide 6 - Open vraag
Twee krachten zijn in evenwicht als ze en een tegengestelde ....... hebben
Slide 7 - Open vraag
Als krachten in evenwicht zijn, is de nettokracht ............ N.
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Anouk is net thuisgekomen uit school. Haar rugzak, met een massa van 13,2 kg, staat op de vloer in de gang. De zwaartekracht werkt met 132 N op de rugzak. Er werkt nog een andere kracht op de rugzak. Deze kracht heet de ................
Slide 10 - Open vraag
De nettokracht op een voorwerp vind je door krachten in dezelfde richting
A
Bij elkaar op te tellen
B
van elkaar af te trekken
Slide 11 - Quizvraag
Vivek wil de deur dichtdoen, maar Tim houdt de deur tegen. Vivek duwt met een kracht van 35 N tegen de deur. Tim duwt met een kracht van 30 N in tegengestelde richting. Bereken de nettokracht op de deur.
Slide 12 - Open vraag
gegevens
Kracht Vivek = 35N
Kracht Tim = 30N
gevraagd
Nettokracht = ?
uitwerking
De krachten werken in tegengestelde richting. Je moet ze dus van elkaar aftrekken.
nettokracht = kracht Vivek − kracht Tim
nettokracht = 35 N − 30 N = 5 N
Slide 13 - Tekstslide
Met een takelwagen wordt een auto met een massa van 1250 kg omhoog gehesen. Op een gegeven moment hangt de auto stil in de lucht. Welke twee krachten werken er nu op de auto?
A
Spankracht
B
Spierkracht
C
Veerkracht
D
Zwaartekracht
Slide 14 - Quizvraag
De nettokracht op een voorwerp vind je door krachten in tegengestelde richting
A
bij elkaar op te tellen
B
van elkaar af te trekken
Slide 15 - Quizvraag
Met een takelwagen wordt een auto met een massa van 1250 kg omhoog gehesen.
Met hoeveel kracht trekt de aarde aan de auto in deze situatie?
A
1250 N
B
12500 N
C
1250 kg
D
125000 kg
Slide 16 - Quizvraag
Hoe groot is de nettokracht op de auto?
Slide 17 - Open vraag
Nick (5 jaar) en Julia (7 jaar) helpen hun moeder door een boodschappentas te dragen. De zwaartekracht werkt op deze tas met een kracht van 70 N. Is de tas in evenwicht?
A
Ja
B
Nee
Slide 18 - Quizvraag
Nick (5 jaar) en Julia (7 jaar) helpen hun moeder door een boodschappentas te dragen. De zwaartekracht werkt op deze tas met een kracht van 70 N.
Hoe groot is de nettokracht op de tas in deze situatie?
A
70N
B
0N
Slide 19 - Quizvraag
Nick (5 jaar) en Julia (7 jaar) helpen hun moeder door een boodschappentas te dragen. De zwaartekracht werkt op deze tas met een kracht van 70 N.
Hoeveel kracht moeten Nick en Julia samen leveren om de tas te kunnen dragen?
A
0 kg
B
0 N
C
70 kg
D
70 N
Slide 20 - Quizvraag
Nick (5 jaar) en Julia (7 jaar) helpen hun moeder door een boodschappentas te dragen. De zwaartekracht werkt op deze tas met een kracht van 70 N. Nick kan maar een kracht leveren van 30 N. Hoe groot moet de kracht van Julia zijn, zodat ze samen de tas kunnen dragen?