In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Nettokracht
Slide 1 - Tekstslide
leerdoelen
Slide 2 - Tekstslide
Vandaag
Huiswerkcontrolle
Herhalingsvragen paragraaf 1 en 2
Uitleg hst via een filmpje
Lessonup quiz paragraaf 3
Veerconstante
Maken paragraaf 3 in werkboek
Slide 3 - Tekstslide
Herhaling paragraaf 1 en 2
Slide 4 - Tekstslide
Op de koorddanser werken twee krachten die elkaar opheffen.
Welke zijn dit ?
A
Kleefkracht, veerkracht
B
Veerkracht, spankracht
C
Spankracht, zwaartekracht
D
Zwaartekracht, luchtweerstand
Slide 5 - Quizvraag
Wat voor kracht wordt niet hier gebruikt?
A
Zwaartekracht
B
Spankracht
C
Spierkracht
D
Elektrische kracht
Slide 6 - Quizvraag
Wat voor kracht wordt hier gebruikt?
A
Magnetische kracht
B
Elektrische kracht
C
Zwaartekracht
D
Kleefkracht
Slide 7 - Quizvraag
Hoe noem je de kracht die de gewichtheffer op de halter uitoefent?
A
Spierkracht
B
Zwaartekracht
C
Gewicht
D
Massa
Slide 8 - Quizvraag
Welke van deze krachten werken niet op afstand?
A
Magnetische kracht
B
Luchtweerstand
C
Elektrische kracht
D
Zwaartekracht
Slide 9 - Quizvraag
Hiernaast metingen aan 3 veren. Op de y-as staat kracht, op de x-as staat uitrekking. Van links naar rechts, veer 1-2-3. Welke veer is het minst stug?
A
Veer 1.
B
Veer 2
C
Veer 3
D
Dat is met deze info niet te bepalen.
Slide 10 - Quizvraag
Welke veer is stugger?
A
Veer 1
B
Veer 2
C
Weet ik niet
D
Dat kun je niet zeggen
Slide 11 - Quizvraag
Welke veerunster bevat de sterkste veer.
A
linker
B
middelste
C
rechter
Slide 12 - Quizvraag
Liesbeth hangt vijf gewichtjes van elk 1 N aan een veer en de veer rekt 10 cm uit. Wat is de uitrekking van de veer als Liesbeth acht van zulke gewichtjes aan de veer bevestigt?
A
16 cm
B
21 cm
C
24 cm
D
32 cm
Slide 13 - Quizvraag
Aan een veer hangt massa van 5 kg. De veer rekt door het gewicht 10 cm uit. Hoe groot is de veerconstante van de veer?
A
C = Fv/u = 5 / 10 = 0,5 N/m
B
C = Fv/u = 50 / 10 = 5 N/m
C
C = Fv / u = 50 / 100 = 0,5 N/m
D
C = Fv/u = 50 / 0,10 = 500 N/m
Slide 14 - Quizvraag
Nettokracht
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Video
Wat is de nettokracht?
A
Alle krachten bij elkaar opgeteld
B
als er geen krachten zijn, dat is de nettokracht
C
de sterkste kracht in de tekening
Slide 17 - Quizvraag
De nettokracht is altijd groter dan de tegenwerkende kracht.
A
waar
B
niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Wanneer de nettokracht 0 is, dan...
A
sta je altijd stil
B
Sta je stil of beweeg je met een constante snelheid
C
versnel je
Slide 19 - Quizvraag
Welke kracht is bij wielrennen de grootste tegenwerkende kracht ?
A
Zwaartekracht
B
Kleefkracht
C
Wrijvingskracht
D
Luchtweerstandskracht
Slide 20 - Quizvraag
Wat gebeurd als twee krachten elkaar opheffen?
A
De resultante kracht wordt meer
B
Voorwerp versnelt in richting van kracht
C
Voorwerp versnelt niet
D
Timetravel
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de resultante kracht?
A
490 N rechts
B
490 N links
C
150 N rechts
D
150 N links
Slide 22 - Quizvraag
Welke twee krachten maken evenwicht: Bij een zak aardappels die aan een krachtmeter hangt?
de normaalkracht
A
de normaalkracht
B
de veerkracht
C
de zwaartekracht
D
• de spankracht
Slide 23 - Quizvraag
Bij een verhuiskist die aan een touw hangt?
A
de normaalkracht
B
de veerkracht
C
de zwaartekracht
D
de spankracht
Slide 24 - Quizvraag
bij een fruitschaal die op een tafel staat?
A
de normaalkracht
B
de veerkracht
C
de zwaartekracht
D
de spankracht
Slide 25 - Quizvraag
Een auto rijdt met constante snelheid over de weg. De wrijvingskracht is 400 N. De nettokracht is 0 N. Leg uit waarom.
Slide 26 - Open vraag
De bestuurder laat het gaspedaal los. Hoe groot is de nettokracht nu?
Slide 27 - Open vraag
De bestuurder trapt de rem in. De remkracht is 300 N. Hoe groot is de nettokracht nu?
Slide 28 - Open vraag
Met een takel wordt een kist met een massa van 200 kg omhoog gehesen. Op een gegeven moment hangt de kist stil in de lucht. Welke twee krachten werken er nu op de kist?
A
de normaalkracht
B
de veerkracht
C
de zwaartekracht
D
de spankracht
Slide 29 - Quizvraag
Met een takel wordt een kist met een massa van 200 kg omhoog gehesen. Op een gegeven moment hangt de kist stil in de lucht. Hoe groot is de zwaartekracht in deze situatie? De zwaartekracht is
Slide 30 - Open vraag
Met een takel wordt een kist met een massa van 200 kg omhoog gehesen. Op een gegeven moment hangt de kist stil in de lucht. Hoe groot is de nettokracht op de kist? De nettokracht is in deze situatie
Slide 31 - Open vraag
Nick (5 jaar) en Julia (7 jaar) helpen hun moeder door een boodschappentas te dragen. De tas heeft een massa van 7 kg. De zwaartekracht werkt op deze tas met een kracht van 70 N. Hoeveel kracht moeten Nick en Julia samen leveren om de tas te kunnen dragen?
Slide 32 - Open vraag
Nick kan maar een kracht leveren van 30 N. Hoe groot moet de kracht van Julia zijn, zodat ze samen de tas kunnen dragen?
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Video
Opdrachten maken
Wat: lees je Nova boek blz. 16 t/m 18 en maak opgaven 29 t/m 34 van H 1.3 op blz. 14 t/m 15.
Hoe: helemaal stil!
Hulp: docent
Tijd: 20 minuten lang
Huiswerk: opdrachten 35 t/m 37 van paragraaf H 1.3 op blz. 15 t/m 16.
Klaar?: ga bezig met paragraaf H1.4.
Slide 35 - Tekstslide
Afsluiting
Schrijf in je schrieft wat heb je vandaag geleerd?