Antwoorden formuleren HOUD klas 3 WOI

Soorten vragen en antwoorden formuleren
  • Welke soorten vragen kun je allemaal verwachten op een geschiedenis toets?
  • Op welke manier beantwoord je de vraag?

1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Soorten vragen en antwoorden formuleren
  • Welke soorten vragen kun je allemaal verwachten op een geschiedenis toets?
  • Op welke manier beantwoord je de vraag?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we deze les doen?
1.  Alle soorten vragen bespreken.
2. Voorbeelden van antwoorden op vragen bekijken en verbeteren.
3. Zelf oefenen met hulpmiddel 'HOUD' 

Slide 2 - Tekstslide

1. De NOEM vraag
De eerste vraagvorm die je tegen kan komen is de noem-vraag. Bij een noem-vraag staat meestal het aantal antwoorden dat je moet geven. 

Bv: Noem drie oorzaken van de Eerste Wereldoorlog (3pt.)

Slide 3 - Tekstslide

Noem drie oorzaken van de Eerste Wereldoorlog (3pt.)

Slide 4 - Open vraag

1. De noem vraag
Let op: Een noem-vraag heeft maar een kort antwoord nodig, meestal 1 zin. Antwoord geven in 1 of 2 woorden is altijd fout. 
Je herhaalt eerst de vraag in je antwoord. 

Slide 5 - Tekstslide

Formuleren met HOUD
H - Herhaal de vraag kort en beantwoord de kern van de vraag.
O - Omdat. Na het herhalen van de vraag vul je je antwoord aan met het woord omdat.
U - Uitleg. Na het woord ‘omdat’ ga je bij Leg-uit vraag uit de leerstof argumenten noemen die antwoord geven op de gestelde vraag.
D - Dus. Je eindigt je antwoord met een conclusie. Een conclusie is een korte samenvatting van je antwoord waarmee je jouw antwoord verduidelijkt. 

Slide 6 - Tekstslide

2. De leg uit-vraag
Dit is de meest voorkomende vraagvorm op een proefwerk. 
Bij een leg uit-vraag moet je antwoord bestaan uit een klein verhaaltje.

 Er moet ook altijd een korte conclusie in je antwoord zitten waarbij je een deel van de vraag herhaalt.

Slide 7 - Tekstslide

2. De Leg uit-vraag
VB: Leg uit waarom we uit de periode prehistorie alleen ongeschreven bronnen hebben teruggevonden. (2pt.)

Je antwoord moet dus bestaan uit een klein verhaaltje 
geformuleerd met HOUD: Herhaal-Omdat- Uitleg met een argument uit de leerstof-Dus (conclusie)  
TIP: Als er een begrip in de vraag staat, leg dat dan altijd kort uit in je antwoord.

Slide 8 - Tekstslide

Leg uit waarom Duitsland het Von Schlieffenplan wilde toepassen. (2pt.)

Slide 9 - Open vraag

4. De Stellingvraag
Bij deze vraag krijg je één of meer stellingen en wordt je gevraagd hier iets over te zeggen. 

Soms moet je jouw mening erover geven, of laten zien waarom de stelling waar of niet waar is. Wat je moet onthouden is dat je altijd argumenten moet geven. (feiten uit het boek)

Slide 10 - Tekstslide

4. De Stellingvraag
VB: Stelling: De moord op Franz-Ferdinand en zijn vrouw zorgden voor een ketting reactie in Europa.
Leg uit dat bovenstaande stelling klopt.
 

LET OP: Dit is dus ook een leg uit vraag!!

Slide 11 - Tekstslide

VB: Stelling: De moord op Franz-Ferdinand en zijn vrouw zorgden voor een ketting reactie in Europa.
Leg uit dat bovenstaande stelling klopt.

Slide 12 - Open vraag

6. De bronnenvraag
De bronnenvraag is meestal een combinatie van een inzichtvraag met een leg uit vraag
Je moet vaak iets met een bron verbinden en de bron in je antwoord gebruiken. 
BV: Welk begrip past bij de bron? 
Wat is de mening van de maker van de bron?
Is de bron bruikbaar voor....?

Slide 13 - Tekstslide

6. De bronnenvraag 
H - Herhaal de vraag en en beantwoord de kern van de vraag.
O - Omdat..... 
U - Uitleg. 
Bij een tekstbron verwijs je naar de bron. Dit doe je zo:
Ik lees in de bron dat…… (schrijf een zin uit de bron over)
Bij een beeldbron verwijs je naar de bron. Dit doe je zo:
Ik zie in de bron dat……. (schrijf een voorbeeld op van wat je ziet)
Leg daarna uit waarom je voor dit voorbeeld kiest. 
D - Dus - conclusie. 

Slide 14 - Tekstslide

VB: Welke oorzaak van WOI herken je in de bron? Leg je antwoord uit met twee elementen uit de bron.
Bron: Op de tekening zie je een schoolklas uit Frankrijk. De tekst op het bord betekent: 'Jij wordt een soldaat.'

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Welke oorzaak van WOI herken je in de bron? Leg je antwoord uit met twee elementen uit de bron.

Slide 17 - Open vraag

Welk begrip past het beste bij bron 3? Leg je antwoord uit met een voorbeeld uit de bron. (2pt.)

Slide 18 - Open vraag