In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 15 min
Onderdelen in deze les
Welk tekstverband hoort bij deze signaalwoorden?
daarentegen – echter – hoewel – ofschoon - toch
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 1 - Quizvraag
Welk tekstverband hoort bij deze signaalwoorden?
aan de ene kant … aan de andere kant – maar – ondanks dat
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 2 - Quizvraag
Welke bewering is juist?
A
Je herkent een chronologisch verband aan signaalwoorden als bovendien en ook.
B
Je herkent een opsommend verband aan signaalwoorden als, en, verder.
C
Je herkent een tegenstellend verband aan signaalwoorden als eerst en daarna.
D
Je herkent een toelichtend verband aan signaalwoorden als echter en toch.
Slide 3 - Quizvraag
Welke signaalwoorden horen bij toelichtend verband?
A binnenkort B denk aan C hoewel D zoals
A
A en B
B
B en D
C
B en C
D
D en A
Slide 4 - Quizvraag
Welk tekstverband staat in de onderstaande zin?
Ondanks dat ik mijn best heb gedaan tijdens deze Corona-periode, weet ik niet zeker of ik over ga.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 5 - Quizvraag
Welk tekstverband staat in de onderstaande zin?
We hebben een nieuwe coördinator aangenomen vanwege zijn kennis van zaken. Daarnaast heeft hij ruime ervaring als leidinggevende.
A
chronologisch verband
B
opsommend verband
C
tegenstellend verband
D
toelichtend verband
Slide 6 - Quizvraag
Noteer van onderstaande zin het signaalwoord en benoem het tekstverband.
Vervolgens heeft de overheid besloten mondkapjes te verplichten in het openbaar vervoer.
Slide 7 - Open vraag
Noteer van onderstaande zin het signaalwoord en benoem het tekstverband.
De eerste symptomen van Corona leken zwaar, toch bleek de ziekte voor Bibi gelukkig mee te vallen.
Slide 8 - Open vraag
Noteer van onderstaande zin het signaalwoord en benoem het tekstverband.
De jongens in mijn klas leggen de lat niet al te hoog. Neem bijvoorbeeld Lex. Hij gaat altijd voor een 5,5.
Slide 9 - Open vraag
Welk twee tekstverbanden herken je in de onderstaande alinea?
[8] Zuid-Koreanen zijn gek van computerspellen. Wie in de hotelkamer de televisie aanzet, zapt langs twee televisiekanalen die dag en nacht games uitzenden. Toch zien we in andere landen dit veel minder, ook niet in de omringende landen. Waarom juist Zuid-Korea? Volgens onderzoeken heeft Zuid-Korea het snelste internet ter wereld. Bovendien heeft bijna 81 procent van de bevolking er toegang tot internet – het hoogste cijfer in Azië.
Slide 10 - Open vraag
Je krijgt nu 10 signaalwoorden. Geef bij elk signaalwoord aan welk tekstverband erbij hoort. Je moet het woord verband gebruiken in je antwoord. Schrijf bijvoorbeeld op: chronologisch verband
Slide 11 - Tekstslide
daarentegen
Slide 12 - Open vraag
binnenkort
Slide 13 - Open vraag
ten slotte
Slide 14 - Open vraag
niet alleen ... (maar) ook
Slide 15 - Open vraag
denk aan
Slide 16 - Open vraag
nadat
Slide 17 - Open vraag
eerst
Slide 18 - Open vraag
ten eerste
Slide 19 - Open vraag
neem nou
Slide 20 - Open vraag
Wat geeft een chronologisch verband aan? Geef antwoord in een volledige zin.
Slide 21 - Open vraag
Noem vijf signaalwoorden bij een opsommend verband.
Slide 22 - Open vraag
Waar
Niet waar
Je herkent een chronologisch verband aan signaalwoorden als terwijl en neem nou.
Je herkent een opsommend verband aan signaalwoorden als verder en bovendien.
Je herkent een tegenstellend verband aan signaalwoorden als nadat en ofschoon.
Je herkent een toelichtend verband aan signaalwoorden als denk aan en echter.