9.2 + 9.3 criminaliteit m3

Criminaliteit

Oorzaken van criminaliteit
- vragen vorige week? herhaling
- overtreding misdrijf?
- immateriële/ materiele gevolgen
uitleg paragraaf 3
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Criminaliteit

Oorzaken van criminaliteit
- vragen vorige week? herhaling
- overtreding misdrijf?
- immateriële/ materiele gevolgen
uitleg paragraaf 3

Slide 1 - Tekstslide

Criminaliteit
Volgende SE-toets

9.1 - 9.2 - 9.3

Volgende week  huiswerk + begrippenlijst
Proeftoets in de les.

Slide 2 - Tekstslide

onderscheid tussen oorzaken
persoonlijk (risico factoren)
maatschappelijke omstandigheden

Slide 3 - Tekstslide

Risicofactoren



= omstandigheden die de kans op crimineel gedrag vergroten

Er zijn in totaal 5 risicofactoren....

Slide 4 - Tekstslide

Slechte opvoeding (1)

Ouders hebben een voorbeeldfunctie, maar dat voorbeeld kan ook verkeerd zijn.

Het aanleren van verkeerde normen en waarden.

Slide 5 - Tekstslide

Groepsdruk (2)
= Het gevoel hebben dat je je moet aanpassen aan de gewoonten van de groep.

Meegaan in het vertonen van crimineel gedrag uit angst om er anders niet bij te horen.

Slide 6 - Tekstslide

Alcohol of drugs (3)
Onder invloed vertonen mensen ander gedrag dan wanneer zij nuchter zijn.

Bij 40% van de geweldsmisdrijven is er alcohol gedronken.

Slide 7 - Tekstslide

Spijbelen en schooluitval (4)



Het is bewezen dat jongeren die veel spijbelen of van school gaan zonder diploma vaker in aanraking komen met justitie.

Slide 8 - Tekstslide

Biologische factoren (5)


Als je een (psychische) stoornis hebt kan je extreem agressief reageren en daardoor eerder geweld plegen.

Slide 9 - Tekstslide

Welke oorzaak van criminaliteit hoort bij de volgende beschrijving: ''Als je een biologische stoornis hebt kan je extreem agressief reageren''?
A
Maatschappelijke omstandigheden
B
Biologische factoren
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding

Slide 10 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van een misdrijf?
A
Diefstal
B
Fraude
C
Moord
D
door rood rijden

Slide 11 - Quizvraag

Een voorbeeld van een niet-materieel gevolg van criminaliteit is
A
nieuwe kassa aanschaffen
B
gebroken glas
C
slapeloze nachten
D
sieraden gestolen

Slide 12 - Quizvraag

Welke oorzaak van criminaliteit hoort bij de volgende beschrijving: '' Ouders hebben een voorbeeldfunctie, maar zij kunnen er ook voor zorgen dat je een slecht voorbeeld hebt''?
A
Maatschappelijke omstandigheden
B
Biologische factoren
C
Groepsdruk
D
Slechte opvoeding

Slide 13 - Quizvraag

Wat is geen oorzaak voor crimineel gedrag?
A
Alcohol en drugs
B
Schooluitval en spijbelen
C
Groepsdruk
D
Liefdesverdriet

Slide 14 - Quizvraag

Maatschappelijke omstandigheden 

Naast persoonlijke kenmerken zijn er ook algemene omstandigheden die crimineel gedrag kunnen versterken:

1. Slechte leefomstandigheden.
2. Minder strenge normen.
3. Minder sociale controle.

Slide 15 - Tekstslide

Politiecijfers niet compleet

voorrang van de politie :
selectieve opsporing

Niet iedereen doet aangifte.

Slide 16 - Tekstslide

wat valt op?
geslacht
- aangeboren verschillen 
- socialisatie 
- ongelijke macht
vaak jongeren
niet westerse migratie achtergrond

Slide 17 - Tekstslide

Maatschappijleer 

CRIMINALITEIT 
9.3 Theorieën over criminaliteit 

Slide 18 - Tekstslide

9. 3 Theorieën over criminaliteit 
Leerdoelen van deze les:
  • Je kan  verschillende theorieën over criminaliteit benoemen.
  • Je kan bij een omschreven situatie (bron) uitleggen om welke theorie het gaat. 

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een theorie?
Wetenschappers hebben veel onderzoek gedaan naar crimineel gedrag. In dit hoofdstuk behandelen we theorieën die crimineel gedrag kunnen verklaren:
  • de aangeleerd gedrag theorie
  • anomie-theorie
  • bindingstheorie
  • rationele-keuze theorie
  • etiketteringstheorie
  • neutraliseringtheorie 

Een theorie is een verklaring voor dingen die om ons heen gebeuren.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Aangeleerd-gedragtheorie
  • Deze theorie gaat ervan uit de crimineel gedrag aangeleerd is.
  • Wanneer mensen in je omgeving (bijvoorbeeld vrienden of ouders) crimineel gedrag vertonen, is de kans groter dat jij dat ook gaat doen.
  • De socioloog Sutherland bewees dat ‘brave jongeren’ door foute vrienden eerder crimineel werden.
  • Deze theorie gaat ervan uit dat crimineel gedrag nu eenmaal bestaat. 

Slide 22 - Tekstslide

De bindingstheorie
  • Mensen hebben bindingen met allerlei mensen. Bijvoorbeeld met familie, partner, vrienden en collega’s.
  • Omdat je je omgeving niet teleur wilt stellen, ben je minder snel geneigd crimineel gedrag te vertonen.
  • Mensen die minder bindingen hebben vertonen (gemiddeld) vaker crimineel gedrag.

Alleen deze theorie gaat uit van een positief effect van de omgeving

Slide 23 - Tekstslide

Anomietheorie 
Iedereen in onze westerse samenleving wil succesvol zijn.

Als je niet op een legale manier succesvol kan worden: doelen bijstellen of crimineel worden.

Politie kiest voor dan ook voor de 'patser'aanpak.  Dure auto's/spullen in beslag nemen. 



Slide 24 - Tekstslide

Johan heeft net verkering. Hij besluit om geen fietsen meer te gaan stelen omdat hij bang is dat zijn vriendin het dan zal uitmaken.
A
Persoonlijkheidstheorie
B
Bindingstheorie
C
Etiketteringstheorie
D
Gelegenheidstheorie

Slide 25 - Quizvraag

Rationele keuze theorie
Dieven maken een rationele keuze of de diefstal zich loont ja of nee. Dus: de gelegenheid maakt de dief. Hoe hoog is de pakkans bijvoorbeeld?

Slide 26 - Tekstslide

Je hebt geen geld, maar je wil wel status. Dus jat je een Stone Island jas. Dit past het beste bij de:
A
Aangeleerd gedragstheorie
B
Bindingstheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 27 - Quizvraag

Welke theorie?
Bij Simon thuis staan altijd zakken vol spullen, meestal zijn het horloges maar soms ook sloffen sigaretten. De vader van Simon zegt dat deze 'van de vrachtwagen zijn afgevallen'. Toen Simon op school probeerde een aantal horloges door te verkopen moest hij met de directeur en de wijkagent gaan praten
A
Persoonlijkheidstheorie
B
Bindingstheorie
C
Aangeleerd-gedragstheorie
D
Etiketteringstheorie

Slide 28 - Quizvraag

Welke theorie?
Thea heeft haar opleiding niet afgemaakt. Ze is weggelopen van huis en heeft geen echte vrienden. Ze is pas op heterdaad betrapt bij een inbraak.
A
Persoonlijkheidstheorie
B
Bindingstheorie
C
Aangeleerd-gedragstheorie
D
Etiketteringstheorie

Slide 29 - Quizvraag

Etiketteringstheorie
  • Iemand die eenmaal een misdaad heeft begaan krijgt soms het etiket crimineel opgeplakt.
  • Sommigen mensen die het etiket crimineel opgeplakt hebben gekregen door hun omgeving, gaan zich daar vervolgens ook naar gedragen > je doet wat er toch al van je verwacht wordt.

De overheid zorgt dmv van Taakstraffen bij Bureau Halt dat jongeren die iets verkeerd doen te snel een stafblad (en dus een etiket) krijgen. 


Etikettering
'Eens een dief, altijd een dief'

Slide 30 - Tekstslide

Neutraliseringstheorie
  • Volgens de neutraliseringstheorie praten criminelen hun gedrag vaak goed. 

  • Zij ontkennen dat hun gedrag crimineel is. Voorbeeld: 
  • 'Ik jat alleen bij AH, dat is een groot bedrijf'  of 'Ik sloeg hem in elkaar omdat hij raar naar mij keek'   of "Iedereen doet dat"

Slide 31 - Tekstslide

Welke theorie?
Davey woont op een woonwagenkamp. Hij wordt regelmatig uitgescholden door kinderen uit het dorp. Davey wilde zijn best doen op school maar denkt soms dat mensen hem nooit voor vol aan zullen zien.
A
Persoonlijkheidstheorie
B
Bindingstheorie
C
Aangeleerd-gedragstheorie
D
Etiketteringstheorie

Slide 32 - Quizvraag

Erik wordt betrapt op het stelen van een blikje Red Bull. ''Iedereen heeft dit wel eens gedaan, dus het is niet erg''.
A
Neutraliseringstheorie
B
Rationele-keuzetheorie
C
Etikettentheorie
D
Anomietheorie

Slide 33 - Quizvraag

Welke theorie is dit voorbeeld van toepassing:
"Robin heeft geleerd om eerst te slaan, en dan pas vragen te stellen. Dat heeft hij geleerd van zijn broer"

A
Aangeleerd gedragstherapie
B
Anomiettheorie
C
Bindingstheorie
D
Etikettentheorie

Slide 34 - Quizvraag

Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.
Bij welke theorie hoort deze situatie?
Situatie: Maaike wordt vaak uitgescholden voor asociaal. Ze vindt dat ze zich daar maar naar moet gedragen.      
Bij welke theorie hoort deze situatie?
A
Etikettentheorie
B
Bindingstheorie
C
Neutraliseringstheorie
D
Anomietheorie

Slide 35 - Quizvraag

Een combinatie van theorieën 
  • Het is niet zo dat er bij een misdrijf sprake is van één oorzaak. Vaak er is sprake van een optelsom van factoren.

Kijken: Welke theorieën voor crimineel gedrag herken je in het volgende videofragment?


Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video

Huiswerk volgende week



Maak blz. 170 + 173 (opdracht 3, 4, 5) + 174 van je werkboek.

Neem de ingevulde begrippenlijst mee naar de les.
In de les maken jullie de proeftoets.





Slide 38 - Tekstslide