Dag 3 - Film - roze

Thema 6 - Film
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2BasisschoolGroep 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 - Film

Slide 1 - Tekstslide

gezellig
  • als je het samen met anderen prettig hebt 
  • zin: Het feest was heel gezellig.
  • zin: Het is altijd gezellig als mijn vrienden komen.
  • zin: Ik hoor een gezellig muziekje op de radio.
13

Slide 2 - Tekstslide

de god
  • hoogste wezen
  • christendom, jodendom, islam, hindoeïsme
  • geloof
  • de god - de goden
  • zin: Zij bidden tot hun god.
14

Slide 3 - Tekstslide

heel
  • erg 
  • zin: Hij is heel boos.
  • zin: Het duurt heel lang.
  • zin: Het kind is heel lief.
  • zin: De auto rijdt heel snel.
15

Slide 4 - Tekstslide

helemaal
  • totaal 
  • zin: Ik ben helemaal klaar met de opdrachten.
  • zin: Ik zit helemaal achter in de klas.
16

Slide 5 - Tekstslide

hoe
  • op welke manier 
  • vraagwoord 
  • zin: Hoe vaak ga jij naar de sportschool?
  • zin: Hoe laat is het?
  • zin: Ik weet niet hoe dat gaat.
17

Slide 6 - Tekstslide

houden van 
  • liefde voelen voor iemand of iets 
  • werkwoord: ik hou van jou - wij houden van jou
  • zin: Wij houden van muziek.
  • zin: Een moeder houdt van haar kind.
18

Slide 7 - Tekstslide

Waar is het gezellig?
(meer antwoorden mogelijk)
13
A
B
C
D

Slide 8 - Quizvraag


Wat vind jij gezellig?
timer
1:30
13

Slide 9 - Open vraag

Welke woorden horen bij het woord
god
14
A
kerk, bidden, glas
B
moskee, bidden, tv
C
kerk, wiel, tandpasta
D
moskee, kerk, tempel

Slide 10 - Quizvraag

Iedereen kan bidden tot zijn eigen ..........
14
A
geld
B
geloven
C
gezellig
D
god

Slide 11 - Quizvraag

timer
1:30
15
heel

Slide 12 - Woordweb

Wij willen allemaal .......... graag goed Nederlands leren praten.
15
A
gast
B
heel
C
nooit
D
gezellig

Slide 13 - Quizvraag

Ik begrijp echt niets van deze opdracht!

Welk woord hoort bij deze zin?
16
A
100% niet
B
helemaal niet
C
alles niet
D
niks

Slide 14 - Quizvraag

Maak een zin met met het woord:
helemaal
timer
1:30
16

Slide 15 - Open vraag

Het vraagwoord
hoe?
gebruik ik wanneer ik wil weten.......
17
A
op welke tijd iets gaat.
B
met welke reden iets gaat.
C
op welke plaats iets is.
D
op welke manier iets gaat.

Slide 16 - Quizvraag


Het is een vraagwoord.
17
A
houden van
B
hoe
C
helemaal
D
liefde

Slide 17 - Quizvraag


Wie weet er ....... ik moet fietsen?
17
A
helemaal
B
heo
C
helemal
D
hoe

Slide 18 - Quizvraag

Wij .................. elkaar.
18
A
lastig
B
liefde
C
houden van
D
lopen

Slide 19 - Quizvraag

18
Waar houd je van?

Slide 20 - Woordweb