7.5

 Afweer 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

 Afweer 

Slide 1 - Tekstslide

Planning
1. Magister
2. Terugblik
3. Filmpje
4. Uitleg 
5. Werktijd
6. Check

Slide 2 - Tekstslide

De huid is het grootste orgaan van je lichaam

Slide 3 - Tekstslide

Functies van de huid
Beschermt het lichaam tegen invloeden van buiten zoals:
  1. beschadigingen
  2. infecties
  3. ultraviolet straling
  4. waterverlies door verdamping

Slide 4 - Tekstslide

De huid bestaat uit de opperhuid en de lederhuid

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Lichaamsvreemde stoffen
Dit zijn stoffen die niet in ons lichaam thuishoren.
Als deze stoffen je lichaam binnenkomen, verdedigt je lichaam zichzelf daartegen. 
Dit kan gebeuren bij:
  • Infecties (bacteriën, schimmels, virussen)
  • Bloedtransfusies 
  • Orgaantransplantatie 

Slide 7 - Tekstslide

Infecties 
Eenmaal in het lichaam vermenigvuldigen de ziekteverwekkers zich. 
Bacteriën, schimmels, virussen (of dieren).

Slide 8 - Tekstslide

Algemene afweer 
In de meeste gevallen is je lichaam goed beschermt tegen het binnendringen van ziekteverwekkers. 

Opperhuid:  Ziekteverwekkers kunnen er moeilijk doorheen
Talg: Gaat aantasting tegen
Slijmvlies in de luchtwegen en darmwand: Moeilijk doordringbaar
Maagzuur: Het zuur doodt bacteriën.
Wittebloedcellen: maken ziekte verwekkers onschadelijk

Slide 9 - Tekstslide

Koorts
  • Ziekteverwekkers kunnen giftige stoffen afgeven die je ziek maken.

  • Je lichaam reageert daarop door de lichaamstemperatuur te laten stijgen: Je krijgt koorts!

  • De hoge temperatuur gaat de ontwikkeling van ziekteverwekkers tegen.

Slide 10 - Tekstslide

Medicijnen 
  • Sommige medicijnen kunnen de afweer van je lichaam tijdelijk versterken.

  • Antibiotica doodt bacteriën (geen virussen!)

Vb: Voor de 2e wereldoorlog stierven er veel mensen aan tuberculose, door het gebruik van antibiotica komt het hier bijna niet meer voor.

Slide 11 - Tekstslide

Specifieke afweer: antistoffen
Bepaalde witte bloedcellen reageren op ziekteverwekkers door antistoffen te gaan maken. Bijvoorbeeld bij besmetting met het coronavirus.

Op het oppervlak van een ziekteverwekker zitten eiwitten die niet in ons lichaam voorkomen. Deze onbekende eiwitten noemen we Antigenen 

Slide 12 - Tekstslide

Specifiek
Iedere ziekteverwekker heeft zijn eigen specifieke eiwitten, dus antigenen.
Dat betekent dus ook dat tegen iedere ziekteverwekker een eigen specifieke antistof moet worden gemaakt.

Antistoffen worden gemaakt tegen antigenen.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit

Besmetting - Witte bloedcellen 
                        maken antistoffen.

Antistoffen blijven enige tijd in het    
                      bloed - goede afweer.

Geheugen - Witte bloedcellen 
                      onthouden hoe de 
                      antistoffen moeten worden 
                       gemaakt.



Slide 15 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit
Als je een tweede keer besmet raakt met dezelfde ziekteverwekker, kunnen de witte bloedcellen snel en veel antistoffen maken. Je wordt dan niet ziek - Je bent Immuun.

Slide 16 - Tekstslide

Natuurlijke immuniteit = 
zelf ondergaan, je hebt de ziekteverwekker op een natuurlijke manier binnengekregen.
Bijvoorbeeld bij de Waterpokken.

Slide 17 - Tekstslide

Kunstmatige immuniteit
Kunstmatige immuniteit bouw je op door het krijgen van een vaccinatie.

Een vaccin bevat een dode of verzwakte ziekteverwekker 
Je lichaam reageert hier vervolgens weer op door antistoffen te gaan maken tegen deze ziekteverwekker (antigenen).

Slide 18 - Tekstslide

Kinderen vaccineren
Het rijksvaccinatieprogramma bestaat uit verschillende vaccinaties: 

D(K)TP-prik: Tegen difterie, kinkhoest, tetanus en polio (kinderverlamming).

BMR-prik: Tegen bof, mazelen en rodehond 

 HPV-prik = meisjes vanaf 12 jaar, tegen HPV, een virus dat bij meisjes baarmoederhalskanker kan veroorzaken.

Slide 19 - Tekstslide

Actieve immuniteit
Actieve natuurlijke immuniteit =
Je wordt besmet met een ziekteverwekker. 
Je lichaam moet zelf aan de slag met het MAKEN (actief) van de antistof. Als je daarna weer besmet raakt met de ziekte word je niet meer ziek

Actieve kunstmatige immuniteit =
Je wordt gevaccineerd. 
Je lichaam moet zelf aan de slag met het MAKEN (actief) van de antistof.  
Als je daarna weer besmet raakt met de ziekte word je niet meer ziek.

Slide 20 - Tekstslide

Kunstmatige passieve immuniteit
Je wordt door een giftig (slang, spin etc.) of 
hondsdol dier (hond, vos, vleermuis) gebeten.

Dan krijg je een SERUM toegediend dit zijn antistoffen. Je witte bloedcellen maken zelf geen antistoffen(passief). Passieve immunisatie.

Slide 21 - Tekstslide

Natuurlijke passieve immuniteit
Baby krijgt via de placenta of de moedermelk de antistoffen.

De witte bloedcellen maken 
zelf geen antistoffen (passief).

Passieve immunisatie.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Aan de slag... Opdracht 23 t/m 28
7.5      Afweer

Slide 25 - Tekstslide