Hoofd-, koppel en hulpwerkwoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Hoofd-, koppel-, hulpwerkwoorden

Hoofdwerkwoorden

Als er meer werkwoorden in een zin staan, is er altijd 1 hoofwerkwoord = de belangrijkste betekenis in de zin.

Let op: het hoofdwerkwoord kan zelfstandig voorkomen.

Hulpwerkwoord (HWW)

Alle werkwoorden die nu nog over zijn, zijn hulpwerkwoord.

Alle werkwoorden die je 'afpelt' zijn hulpwerkwoorden.

Kenmerken:

• komen dus voor in zinnen met meer dan één werkwoord
• helpen om het gezegde te maken

Bijv.: Hij zou leraar willen worden.

De bekendste hulpwerkwoorden zijn:.....

1. hebben en zijn
2. slaan en schoppen

Wat is het hulpwerkwoord?
Ik ben naar de kapper geweest.
ben=

1. hww
2. zww

Wat is waar over een hulpwerkwoord?

1. Die kun je weglaten.
2. Die geeft aan wat er in de zin gebeurd.

Ik heb gisteren mijn huiswerk gemaakt.

1. Heb
2. Gemaakt

Hulpwerkwoord?: Zij zal morgen naar de bioscoop gaan.

1. Zal
2. gaan

Hulpwerkwoord?: We waren in de zee aan het zwemmen.

1. Waren
2. Zwemmen

Koppel- of hulpwerkwoord

Koppelwerkwoord: Geeft een toestand van zijn weer, zoals "is", "wordt", "blijft".

Hulpwerkwoord: Geeft actie weer of helpt bij het vormen van tijd en modaliteit, zoals "hebben", "zijn", "kunnen", "moeten".

Zijn is een koppelwerkwoord

1. Juist
2. Onjuist

Hebben is een koppelwerkwoord

1. Juist
2. Onjuist

Kan 'is' een koppelwerkwoord zijn?

1. Ja
2. Nee

Wat zijn koppelwerkwoorden?

1. voorkomen, worden, lopen, schijnen
2. blijken, worden, zijn, blijven
3. zijn, gaan, heten, durven
4. blijven, dunken, mogen, willen

Wat is GEEN koppelwerkwoord?

1. Lijken
2. Lopen
3. Dunken
4. Schijnen

Wij

Koppelwerkwoord

Hulpwerkwoord

Zelfstandig werkwoord

hadden

moeten 

kunnen

lopen

Zij zou wel eens grappig kunnen zijn.

zou

kunnen

zijn

hulp

werkwoord

hulp

werkwoord

koppel

werkwoord

Die film zou wel eens een succes kunnen zijn!

zou

kunnen

zijn

hulpwerkwoord 1

hulpwerkwoord 2

koppelwerkwoord