S15 - Betrouwbare bronnen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

S15 - Betrouwbare bronnen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe controleer jij of een tekst betrouwbaar is of niet?

Slide 3 - Open vraag

Doelen
  1. Je kunt aan de hand van verschillende criteria nagaan of een bron betrouwbaar is of niet.
  2. Je kunt een eigen mening onderbouwen aan de hand van betrouwbare bronnen.
  3. Je kunt feit en fictie van elkaar onderscheiden.

Slide 4 - Tekstslide

Pretest: enkele vraagjes

Slide 5 - Tekstslide

1. Waar kan je de bron van een tekst meestal vinden?
A
helemaal onderaan de tekst
B
in het midden van de tekst
C
in de titel van de tekst

Slide 6 - Quizvraag

2. Als je onderzoek doet, zoek je naar een tekst die als doel heeft de lezer ...
A
een mening te geven
B
overtuigen
C
informeren
D
een verhaal te vertellen

Slide 7 - Quizvraag

FICTIE
NON-FICTIE
een stripboek
een busregeling
een gedicht
een informatiebrochure
een encyclopedie

Slide 8 - Sleepvraag

OBJECTIEF
SUBJECTIEF
China ligt in Azië.
Katten zijn hele mooie dieren.
Michael Jackson is gestorven in 2009.
Het was fantastisch nieuws.

Slide 9 - Sleepvraag

Hoe weet je of bronnen betrouwbaar zijn?

Slide 10 - Tekstslide

Welke informatie is volgens jou het meest betrouwbaar?
A
Een artikel op Facebook van je buurvrouw
B
Een artikel in een zakelijk tijdschrift
C
Een verhaal op Wikipedia

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Deskundigheid van de auteur
De persoon of de organisatie die de informatie heeft gepubliceerd, staat bekend als betrouwbaar en objectief.

Slide 13 - Tekstslide

Dokter: 'Je moet minimaal twee keer in de week sporten, daardoor word je fit.'
A
Wel betrouwbaar
B
Niet betrouwbaar

Slide 14 - Quizvraag

Een verkoper van vitaminepillen zegt: 'Het beste is om drie vitamine-C-pillen per dag in te nemen. Dat werkt goed tegen ziektes.'
A
Wel betrouwbaar
B
Niet betrouwbaar

Slide 15 - Quizvraag

Eigenaar van de sportschool: 'Je moet minimaal twee keer in de week sporten en onze sportdrankjes drinken, daardoor word je fit.'
A
Wel betrouwbaar
B
Niet betrouwbaar

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Het tekstdoel

Het doel van het bericht is informeren. De schrijver wil je dus niet entertainen of overtuigen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Toon: neutraal en objectief
  • Feiten en meningen
Voor- en nadelen
Wie is de schrijver? 
Heeft hij al een voorkeur?
Is de toon niet satirisch (hatelijk) of extreem kritisch?

Slide 20 - Tekstslide

  • Feiten: controleerbaar
  • Meningen: iets wat iemand vindt


  • Een betrouwbaar artikel is
       gebaseerd op feiten.

Slide 21 - Tekstslide

Zelf bronnen gebruiken
  • Let goed op of jouw bron zelf ook (goede) bronnen gebruikt.
  • De auteur vermeldt andere betrouwbare bronnen waar hij/zij de informatie heeft gehaald.

Slide 22 - Tekstslide

De overeenkomst met andere bronnen
  • Check altijd meerdere bronnen.
  • Kun je in andere bronnen dezelfde informatie vinden of spreken bronnen elkaar tegen?
  • Des te meer goede bronnen dezelfde informatie geven, hoe betrouwbaarder de informatie is!

Slide 23 - Tekstslide

De datum
  • Is de bron nog recent genoeg?
  • Verouderde informatie is niet bruikbaar.
  • Hoe ouder, hoe onbetrouwbaarder: waarom is dat zo?

Slide 24 - Tekstslide

Waarom moet je altijd de datum vermelden waarop je op een site gekeken hebt?

Slide 25 - Open vraag

Slide 26 - Tekstslide

Aan het werk!
Digitale Methode 3.4.2 Betrouwbare bronnen
Oefeningen 1 + 2 + 3 + 4 + 5

Slide 27 - Tekstslide