Tijdens de Brugse Metten, die aanvankelijk Goede Vrijdag werden genoemd, vermoordden Bruggelingen op 18 mei 1302 bij een nachtelijke verrassingsaanval een aantal leden van het Franse garnizoen in de stad Brugge. Jacob van Châtillon, landvoogd van de Franse koning die leenheer van het graafschap Vlaanderen was, had de stad kort tevoren bezet. Hij kon die nacht ternauwernood ontsnappen.