In deze les zitten 12 slides, met interactieve quiz en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Fictie H5 tijd, perspectief en einde
Slide 1 - Tekstslide
Lesdoelen
Fictie H5:
- Je kunt de diverse soorten tijd in een verhaal benoemen.
- Je weet vanuit welk perspectief een verhaal word beschreven.
- Je kent twee manieren waarop een verhaal kan beginnen.
- Je kent twee manieren waarmee een verhaal kan eindigen.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe laat een schrijver de tijd waarin een verhaal zich afspeelt zien?
Slide 3 - Open vraag
Tijd in verhalen
De schrijver kan de tijd waarin een verhaal zich afspeelt op verschillende manieren laten zien.
- Een jaartal
- Historische gebeurtenissen of figuren
- Gebruiken, gewoontes, voorwerpen of kleding
- De ruimte waarin het verhaal zich afspeelt
Slide 4 - Tekstslide
Tijdloze verhalen
Er zijn ooktijdloze verhalen. Deze verhalen draait om een boodschap voor alle mensen van alle tijden.
De tijd is meestal in een ver verleden, maar dat is minder belangrijk. Het verhaal begint vaak met: 'Er was eens...'
Slide 5 - Tekstslide
Hoeveel tijd verloopt er in het verhaal?
De vertelde tijdgeeft aan hoeveel tijd er verloopt in het verhaal.
Voorbeelden zijn:
- een paar uur
- een maand
- 25 jaar
Slide 6 - Tekstslide
Tijd
De verteltijd is de tijd die de schrijver nodig heeft om het verhaal te vertellen. Hij kan bijvoorbeeld over de Tweede Wereldoorlog vertellen in 10 min. De verteltijd is dan 10 min. en de vertelde tijd is 5 jaar.
Slide 7 - Tekstslide
Verhaalbegin
Een schrijver kan een verhaal op verschillende manieren beginnen.
Als de schrijver eerst een beeld geeft van de personages en de situatie waarin ze zitten, dan is er inleidend begin.
Het verhaal kan ook midden in het verhaal beginnen. De schrijver valt dan met de deur in huis en geeft geen inleiding.
Slide 8 - Tekstslide
Verhaaleinde
De meeste verhalen eindigen met een gesloten einde. Alle vragen zijn beantwoord en je weet hoe het met de personages afloopt.
Als de afloop niet wordt verteld en aan het van het verhaal een aantal vragen niet is beantwoord, dan is er sprake van een open einde.
Slide 9 - Tekstslide
Perspectief
Als je een verhaal leest, bekijk je het verhaal vanuit een bepaalde persoon. Dit heet het vertelperspectief.
Ik-perspectief: je leest het verhaal vanuit een ik-persoon.
Hij-/zij-perspectief: je leest het verhaal vanuit een persoon, hetgeen verteld wordt vanuit hij/zij
Wisselend perspectief: verschillende personages wisselen elkaar af als hoofdpersoon, vaak per hoofdstuk.
Slide 10 - Tekstslide
Leren voor het proefwerk op 2 feb.
Fictie hoofdstuk 1: realismelijn. Is een verhaal realistisch of niet-realistisch
Fictie hoofdstuk 2: genres. Leer ook de dikgedrukte genres. Beoordelingswoorden.
Fictie hoofdstuk 3: Personages. Kenmerken van een hoofdpersoon en bijfiguur.
Fictie hoofdstuk 4: spanning en ruimte
Fictie hoofdstuk 5: tijd in verhalen, verhaal begin en einde, vertelperspectief.