4.9 + 4.10

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.9 + 4.10  
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: 4.9 + 4.10  
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz 180.


Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- kun je zelfstandige naamwoorden in het meervoud spellen
- Kun je woorden met een g-klank goed spellen


Leergebiedoverstijgende doelen:
Omgaan met ruzie
- Ga adequaat om met gevoelens van schuld en spijt
- Vertel bij navraag welk aandeel je hebt gehad bij onenigheid

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het meervoud van oma?
A
omaas
B
omaa's
C
oma's
D
omaen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van hobby?
A
hobbies
B
hobbie's
C
hobby's
D
hobbyen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van hotel?
A
hotels
B
hotellen
C
hotelen
D
hotel's

Slide 7 - Quizvraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 23 (alleen vraag 1 en 2) en 25 op blz 182/183.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 8 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben niet alleen een enkelvoud, maar ook een meervoud. 
Meestal maak je het meervoud door één van de volgende uitgangen te gebruiken: -(e)n of -s. 
Je hoort vaak hoe je het meervoud moet schrijven.

tent-tenten   rivier-rivieren  vakantie-vakanties   hotel-hotels

Slide 9 - Tekstslide

Er is een aantal regels waar je op moet letten: 

Slide 10 - Tekstslide

G, gg of ch
Bij woorden met een g-klank 
hoor je niet altijd hoe je ze 
moet spellen. Deze klank 
wordt verschillend geschreven. 
Kijk maar naar de volgende 
woorden: liggen, kuchen. 
De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren.

Slide 11 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Intensief --> Had je alle vragen van de mini-check fout?
Wij maken samen opdracht 23

Slide 12 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 23 (vraag 1 en 2) en 25 op blz 182/183


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.

timer
1:00

Slide 13 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je zelfstandige naamwoorden in het meervoud spellen
- Kun je woorden met een g-klank goed spellen
                       

Slide 14 - Tekstslide