LJ1 4.9 + 4.10 / LJ2 4.13 werkwoordspelling

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 4.9 + 4.10  - LJ2 4.13
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vak: Nederlands
Hoofdstuk: LJ1 4.9 + 4.10  - LJ2 4.13
1.
Lesopening
2.
Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
3.
Arrangementen + mini-check
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie

Slide 1 - Tekstslide

1. Lesopening
LJ1: Pak je boek en schrift van Nederlands op tafel. Open je boek op blz 180.

LJ2: Pak je leesboek en ga in stilte lezen

Slide 2 - Tekstslide

2. Lesdoel + leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- kun je zelfstandige naamwoorden in het meervoud spellen
- Kun je woorden met een g-klank goed spellen


Leergebiedoverstijgende doelen:
Omgaan met ruzie
- Ga adequaat om met gevoelens van schuld en spijt
- Vertel bij navraag welk aandeel je hebt gehad bij onenigheid

Slide 3 - Tekstslide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check.

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het meervoud van oma?
A
omaas
B
omaa's
C
oma's
D
omaen

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het meervoud van hobby?
A
hobbies
B
hobbie's
C
hobby's
D
hobbyen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het meervoud van hotel?
A
hotels
B
hotellen
C
hotelen
D
hotel's

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het meervoud van schip?
A
scheepen
B
schippen
C
schipen
D
schepen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het meervoud van idee?
A
ideeën
B
ideën
C
idees
D
idee's

Slide 9 - Quizvraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 23 t/m 25 op blz 182/183.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 10 - Tekstslide

Meervoud van zelfstandige naamwoorden
De meeste zelfstandige naamwoorden hebben niet alleen een enkelvoud, maar ook een meervoud. 
Meestal maak je het meervoud door één van de volgende uitgangen te gebruiken: -(e)n of -s. 
Je hoort vaak hoe je het meervoud moet schrijven.

tent-tenten   rivier-rivieren  vakantie-vakanties   hotel-hotels

Slide 11 - Tekstslide

Er is een aantal regels waar je op moet letten: 

Slide 12 - Tekstslide

Spelletje....
Je hebt nodig: wisbordje of A4 papier + stift.

Het gaat over zelfstandige naamwoorden.....

Oeiii, wat is een zelfstandig naamwoord ook alweer.....???
Wie weet het nog?? (Een woord voor een mens, dier of ding)

Slide 13 - Tekstslide

Spelletje....
  • Je krijgt één minuut de tijd. 

  • Als de timer start, schrijf je allemaal zo veel mogelijk zelfstandige naamwoorden over (de woorden staan op de volgende blz.) op je wisbordje/kladblaadje. 

  • Na één minuut stopt de tijd.



Slide 14 - Tekstslide

Daar gaan we... In 1 minuut, zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden opschrijven...
timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Spelletje....

-Per zelfstandig naamwoord krijg je een punt. Zet 1 achter elk zelfstandig naamwoord.

Dit zijn de goede antwoorden:
laarzen, paraplu, druppel, ramen, strand, reis, handdoek, schelp, zee, kampvuur, tuin, fiets, vakantie, ijsje, warmte

  • Wie is de winnaar?

Slide 16 - Tekstslide

G, gg of ch
Bij woorden met een g-klank 
hoor je niet altijd hoe je ze 
moet spellen. Deze klank 
wordt verschillend geschreven. 
Kijk maar naar de volgende 
woorden: liggen, kuchen. 
De spelling van deze woorden moet je uit je hoofd leren.

Slide 17 - Tekstslide

5. Begeleid inoefenen
Intensief --> Had je alle vragen van de mini-check fout?
Wij maken samen opdracht 23

Slide 18 - Tekstslide

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 23 t/m 25 op blz 182/183



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdracht na.
Daarna ga je in stilte lezen of aan je boekverslag werken. 
timer
1:00

Slide 19 - Tekstslide

1. Lesopening

LJ2: Pak je boek van Nederlands en open deze op blz 179

Slide 20 - Tekstslide

2. Lesdoel + Leergebiedoverstijgende doelen
Aan het eind van deze les:
- Weet je hoe je werkwoorden kunt spellen

Leergebiedoverstijgende doelen:
Omgaan met ruzie
- Ga adequaat om met gevoelens van schuld en spijt
- Vertel bij navraag welk aandeel je hebt gehad bij onenigheid

Slide 21 - Tekstslide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept (een 8 of hoger): Niemand


Iedereen doet mee met de mini-check.

Slide 22 - Tekstslide

Hoe schrijf je de persoonsvorm van
' verdampen' in de IK-vorm in de tegenwoordige tijd

Slide 23 - Open vraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm van ' zuchten' in de verleden tijd in de WIJ-vorm?

Slide 24 - Open vraag

Hoe schrijf je de persoonsvorm van ' vergoeden' in de HIJ-vorm in de tegenwoordige tijd?

Slide 25 - Open vraag

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord van het werkwoord ' afleiden'?
A
Leidde af
B
Afgeleid
C
Afgeleide
D
Leide af

Slide 26 - Quizvraag

Wie maakt wat?
Had je alle vragen goed? Dan mag je zelfstandig aan de slag: opdracht 6 en 7 op blz 179/180.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 27 - Tekstslide

4. Instructie
Je gaat in de volgende slide kijken naar een instructievideo over het spellen van werkwoorden in verschillende tijden en verschillende vormen. 

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

6. Zelfstandig werken
Je maakt nu zelfstandig opdracht 6 en 7 op blz 179/180



Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na
Daarna ga je in stilte lezen of aan je boekverslag werken. 
timer
1:00

Slide 30 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ1
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?

- kun je zelfstandige naamwoorden in het meervoud spellen
- Kun je woorden met een g-klank goed spellen
                       

Slide 31 - Tekstslide

7. Evaluatie LJ2
Hoe ging de les?
Zijn er nog dingen die je lastig vindt?


- Weet je hoe je werkwoorden kunt spellen?
                    

Slide 32 - Tekstslide

Huiswerk
Huiswerk LJ1:                                           Huiswerk LJ2:             
Woensdag 16 februari                          Woensdag 16 februari
4.9 + 4.10 opdracht 23 en 25.             4.13 opdracht 6                

Slide 33 - Tekstslide