1.2 les 2 + start 1.3

Wat gaan we doen
  • Demo geluid
  • Herhalen 1.2 met lessonup 
  • Uitleg 1.3
  • aan de slag 1.3
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen
  • Demo geluid
  • Herhalen 1.2 met lessonup 
  • Uitleg 1.3
  • aan de slag 1.3

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen 
  • weten wat een oscillogram is
  • weten wat de trillingstijd is
  • weten wat de frequentie is
  • weten wat toonhoogte is
  • weten wat de amplitude is
  • harde/zachte en lage/hoge tonen herkennen 

Slide 2 - Tekstslide

De toon rechts is...
A
harder
B
zachter
C
hoger
D
lager

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het symbool voor frequentie en de eenheid van de frequentie


A
f en Hz
B
f en dB
C
L en Hz
D
L en dB

Slide 4 - Quizvraag

De toon rechts is....
A
Harder
B
zachter
C
hoger
D
lager

Slide 5 - Quizvraag


Bereken is de
frequentie?
A
5Hz
B
50Hz
C
500Hz
D
100Hz

Slide 6 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de toon hiernaast.
A
Die wordt steeds harder
B
Die wordt steeds zachter
C
Die wordt steeds hoger
D
die wordt steeds lager

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een amplitude?
A
De grootte van de evenwichtsstand.
B
De tijd voor één volledige trilling.
C
De maximale uitwijking vanaf de evenwichtsstand.
D
De afstand tussen twee opeenvolgende toppen.

Slide 8 - Quizvraag

Bepaal de trillingstijd en
bereken de frequentie

Slide 9 - Open vraag

formule trillingstijd
T= tijd voor 1 trilling
f= aantal trillingen in 1 seconde 
T=f1
grootheid
symbool
eenheid
afkorting
Trillingstijd
T
seconde
s
frequentie
f
hertz
Hz

Slide 10 - Tekstslide

Doelen §1.3
  • weten wat de grondtoon is
  • weten wat de boventoon is
  • weten wat resonatie is
  • weten wat klankkleur is  

Slide 11 - Tekstslide

§1.3
grondtoon = de toon die je hoort van een bepaalde frequentie als je een snaar op een gitaar aanslaat 

Lengte, dikte en de spanning bepalen de toon 

Slide 12 - Tekstslide

1
2
3
Toonhoogte verhogen/verlagen

Slide 13 - Tekstslide

Boventonen
De grondtoon van een snaar is het laagst mogelijke trilling (frequentie).

Snaar hoger = boven toon is een meervoud van de grondtoon  

Slide 14 - Tekstslide

rekenen met grond en boventonen.
Je hebt een snaar die een grondtoon heeft van 110 Hz.
De eerste boventoon is dan 2x 110 Hz = 220 Hz
De tweede boventoon is dan 3x 110 Hz = 330 Hz.
Zo gaat het door. 

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Resonantie
Een trillend voorwerp kan een ander voorwerp in trilling brengen

Als dit andere voorwerp in het ritme van de oorspronkelijke trillingen gaat meetrillen, wordt dat verschijnsel resonantie genoemd. 

De snaren van een snaarinstrument laat de lucht in een klankkast meetrillen waardoor het geluid van de snaar wordt versterkt.

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk 
Lezen 1.3 in stilte 
Maken =28, 31, 32, 33

Slide 18 - Tekstslide