Herhalen H1 3Havo

Wat gaan we doen
  • Herhalen H1 
  • Voorbereiden PW H1
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen
  • Herhalen H1 
  • Voorbereiden PW H1

Slide 1 - Tekstslide

doelen §1.1
  • Weten wat een geluidsbron is
  • Weten wat trillingen zijn 
  • Weten wat een medium is en voorbeelden kunnen geven
  • weten wat de ontvanger is
  • rekenen met de geluidssnelheid
  • Formule v=s/t kennen 

Slide 2 - Tekstslide

§1.1
geluidsbron = iets wat geluid maakt 

Geluid ontstaat doordat er iets snel heen en weer beweegt in de geluidsbron (stembanden, snaren) 

1 trilling = ruststand, volledig links, ruststand, 
volledig rechts en terug naar de ruststand 

Slide 3 - Tekstslide

Geluid van bron naar ontvanger
Bron: maakt het geluid (de trilling)

Medium: tussenstof die nodig is om de geluidstrillingen te laten verplaatsen. 

Ontvanger: hoort het geluid doordat het trommelvlies in het oor ook gaat trillen. 


Slide 4 - Tekstslide

Wat is geluid?
  • Geluid ontstaat door trillingen

  • Alles wat geluid maakt is een geluidsbron 

  • Elke geluidsbron heeft een onderdeel dat trilt

Slide 5 - Tekstslide

§1.1
.
.
.
.
.
.
Formules staan op je toets erbij 
v=ts
grootheid
symbool
eenheid
symbool
snelheid
v
meter per seconde
m/s
tijd
t
seconde
s
afstand
s
meter

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen met de 5 stappen
1. gegevens
2. gevraagd
3. formule
4. berekening
5. antwoord
1. 
2.  s= ? m
3.   
4. 
5. 1605,24 meter       1,6 km
v=ts
v=343sm
t=4,68s
s=vt
s=3434,68

Slide 7 - Tekstslide

doelen §1.2
  • weten wat een oscillogram is
  • weten wat de trillingstijd is
  • weten wat de frequentie is
  • weten wat toonhoogte is
  • weten wat de amplitude is
  • harde/zachte en lage/hoge tonen herkennen 

Slide 8 - Tekstslide

De oscillogram
Met een oscillogram kun je geluid "zichtbaar" maken

Slide 9 - Tekstslide

Aantal trilling per seconde bepaald de toon soort
Hoogte (amplitude) bepaald de hardheid van het geluid

Slide 10 - Tekstslide

Geluidssterkte
  • Geluidssterkte geven we aan in decibel. (dB)
  • Hoe harder het geluid, hoe groter de amplitude.

Slide 11 - Tekstslide

1
2
3
4
Harder/zachter/hoger/lager

Slide 12 - Tekstslide

formule trillingstijd
T= tijd voor 1 trilling
f= aantal trillingen in 1 seconde 
T=f1
grootheid
symbool
eenheid
afkorting
Trillingstijd
T
seconde
s
frequentie
f
hertz
Hz

Slide 13 - Tekstslide

1
Voorbeeld trillingstijd en frequentie

Slide 14 - Tekstslide

Doelen §1.3
  • weten wat de grondtoon is
  • weten wat de boventoon is
  • weten wat resonatie is
  • weten wat klankkleur is
  • Hoe werkt geluid in een blaasinstrument
  • wat is een octaaf   

Slide 15 - Tekstslide

§1.3
grondtoon = de toon die je hoort van een bepaalde frequentie als je een snaar op een gitaar aanslaat 

Lengte, dikte en de spanning bepalen de toon 

Slide 16 - Tekstslide

1
2
3
Toonhoogte verhogen/verlagen

Slide 17 - Tekstslide

rekenen met grond en boventonen.
Je hebt een snaar die een grondtoon heeft van 110 Hz.
De eerste boventoon is dan 2x 110 Hz = 220 Hz
De tweede boventoon is dan 3x 110 Hz = 330 Hz.
Zo gaat het door. 

Slide 18 - Tekstslide

Resonantie
Een trillend voorwerp kan een ander voorwerp in trilling brengen

Als dit andere voorwerp in het ritme van de oorspronkelijke trillingen gaat meetrillen, wordt dat verschijnsel resonantie genoemd. 

De snaren van een snaarinstrument laat de lucht in een klankkast meetrillen waardoor het geluid van de snaar wordt versterkt.

Slide 19 - Tekstslide

klankleur
klankkleur = eigen geluid van een instrument

Afhankelijk van materiaal, vorm klankkast en 
grootte klankkast.  

Slide 20 - Tekstslide

Blaasinstrument
Grondtoon ontstaat door de lucht die in het instrument resoneren. 

Lengte van instrument bepaalt klank grondtoon

Lengte variëren door de kleppen/gaten te dichten 
Alle kleppen/gaten dicht = laagste toon want langste 
buis

Slide 21 - Tekstslide

Octaaf
12 tonen in muziek met vaste frequentie =toonladder

Frequentie van toon verdubbelen = toon met zelfde
naam die toon is octaaf hoger

A toon = 110 Hz, 220 Hz 440 Hz, 880 Hz enz 

Slide 22 - Tekstslide

Doelen §1.4
  • weten hoe je de geluidssterkte in dB bepaald
  • geluid 2x zo hard dan + 3 dB
  • bepalen van de geluidssterkte op afstand

Slide 23 - Tekstslide

Geluidssterkte (decibel - dB)

Slide 24 - Tekstslide

Rekenen met decibel
De geluidssterkte neemt af, wanneer je verder van de bron af staat. 
Hier geldt eenzelfde regel voor. 
ga je 2x zo ver weg staan dan is het geluid 4x zo zacht.
een halvering is afname van 3dB. 
Bij iedere verdubbeling van de afstand neemt het 6dB af
4x zover weg is 6+6 = 12 dB zachter

Slide 25 - Tekstslide

Oefen sommen 
d
d
van 2 naar vier is een verdubbeling dus geluid 3 dB harder
73+3=76 dB


1, 2, 4, 8, 16 = 4x een verdubbeling dus 4x 3dB harder = 92 dB

Slide 26 - Tekstslide

Doelen §1.5
  • hoe hoor je
  • gehoorgrenzen kennen
  • weten hoe de gehoordrempel werkt 
  • weten hoe de pijngrens werkt
  • hoe voorkom je gehoorschade

Slide 27 - Tekstslide

Het gehoor
  1. Geluidsgolf bereikt oor.
  2. Trommelvlies trilt mee.
  3. Gehoorbeentjes brengen vloeistof in slakkenhuis in beweging.
  4. In slakkenhuis trilhaartjes -> elektrisch signaal
  5. Gehoorzenuw naar hersenen. 

Slide 28 - Tekstslide

Welke geluiden hoor je?
  • Onderste gehoorgrens: laagste toon die je kan horen als mens: 20 Hertz
  • Bovenste gehoorgrens: hoogste toon die je kan horen als mens: 20000 Hertz.
  • Gebied tussen de onderste en bovenste gehoorgrens heet: gehoorbereik

Slide 29 - Tekstslide

§1.5
gehoordrempel= afhankelijk van de frequentie van een toon 

Slide 30 - Tekstslide

§1.5
Gehoorschade = afhankelijk van de bloodstelling

Slide 31 - Tekstslide

Goede opdrachten
§1.1= 4, 5, 7, 8
§1.2= 19, 20, 22, 24
§1.3= 29, 31, 32, 34
§1.4= 39, 41, 42ab, 45a, 
§1.5= 50, 51, 52, 55
toetsvoorbereiding= 1, 2, 5, 7, 9
Zorg dat je daarnaast de begrippen goed kent

Slide 32 - Tekstslide