1.3 deel 2

Wat gaan we doen
  • Uitleg 1.3 deel 2
  • aan de slag 1.3
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen
  • Uitleg 1.3 deel 2
  • aan de slag 1.3

Slide 1 - Tekstslide

Doelen §1.3
  • weten wat de grondtoon is
  • weten wat de boventoon is
  • weten wat resonatie is
  • weten wat klankkleur is
  • Hoe werkt geluid in een blaasinstrument
  • wat is een octaaf   

Slide 2 - Tekstslide

§1.3
grondtoon = de toon die je hoort van een bepaalde frequentie als je een snaar op een gitaar aanslaat 

Lengte, dikte en de spanning bepalen de toon 

Slide 3 - Tekstslide

1
2
3
Toonhoogte verhogen/verlagen

Slide 4 - Tekstslide

Boventonen
De grondtoon van een snaar is het laagst mogelijke trilling (frequentie).

Snaar hoger = boven toon is een meervoud van de grondtoon  

Slide 5 - Tekstslide

Resonantie
Een trillend voorwerp kan een ander voorwerp in trilling brengen

Als dit andere voorwerp in het ritme van de oorspronkelijke trillingen gaat meetrillen, wordt dat verschijnsel resonantie genoemd. 


Slide 6 - Tekstslide

klankleur
klankkleur = eigen geluid van een instrument

Afhankelijk van materiaal, vorm klankkast en 
grootte klankkast.  

Slide 7 - Tekstslide

Blaasinstrument
Grondtoon ontstaat door de lucht die in het instrument resoneren. 

Lengte van instrument bepaalt klank grondtoon

Lengte variëren door de kleppen/gaten te dichten 
Alle kleppen/gaten dicht = laagste toon want langste 
buis

Slide 8 - Tekstslide

Octaaf
12 tonen in muziek met vaste frequentie =toonladder

Frequentie van toon verdubbelen = toon met zelfde
naam die toon is octaaf hoger

A toon = 110 Hz, 220 Hz 440 Hz, 880 Hz enz 

Slide 9 - Tekstslide

Aan het werk 
Lezen 1.3 in stilte 
Opdrachten van gisteren =28, 31, 32, 33 waren die af?

Deel 2 van 1.3 = 30, 34, 35, 36
bij opdracht 35 heb je de geluidssnelheid nodig die heb je geleerd in paragraaf 1.1 zie blz 9

Slide 10 - Tekstslide