Unité 1: herhalen être (apprendre 3)en lidwoorden (apprendre 5) (p.37)
Unité 1: apprendre 8+ 9: kunnen schrijven, beide kanten op leren(p.39)
Unité 1: apprendre 10: van het Frans naar het Nederlands leren.(p.39)
Unité 2: apprendre 1, 2, 3, 4, 5, 7, apprendre 10 leren.(p.68-71)
Je kan:Eenvoudige teksten lezen in het Frans over familie en vrienden.
Vertellen, schrijven en begrijpen hoe oud iemand is.
Jezelf voorstellen en vertellen waar je woont
Eenvoudige zinnen vertalen
De werkwoorden avoir + être op een juiste manier gebruiken in zinnen en in invuloefeningen.
Het bezittelijk voornaamwoord (mijn, jouw, zijn/haar) herkennen + gebruiken.
Lidwoorden correct gebruiken.