paradox, retorische vraag, woordspeling

Stijlfiguren
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren

Slide 1 - Tekstslide

DOEL
De volgende stijlfiguren ken je en herken je:
- paradox
- retorische vraag
- woordspeling

Slide 2 - Tekstslide

Paradox
'Schijnbare tegenstelling': tegengestelde begrippen worden toch aan elkaar verbonden. 

"Groot geworden door klein te blijven".

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hyperbool
Sterke overdrijving

"Ik sta hier al uren op je te wachten."

Slide 5 - Tekstslide

Bedenk zelf een hyperbool en schrijf deze op.
Geef aan waarom jij vindt dat het een hyperbool is.

Slide 6 - Open vraag

Wat is een paradox?
A
Een tegenstelling
B
Een sterke betekenis
C
Een verzwakkende betekenis
D
Een schijnbare tegenstelling

Slide 7 - Quizvraag

In welke zin is er sprake van een paradox?
A
's Lands grootste kruidenier gaat op de kleintjes letten.
B
Weinig alcohol kan te veel zijn.
C
Samen zijn is gezellig.
D
Uit dit kleine nestje kwamen genoeg vogels.

Slide 8 - Quizvraag

woordspeling

Je speelt met woorden.
bedoeling: humoristisch


a. woorden met dubbele betekenis (homoniemen)
b. aanpassen van letters van een woord of woordvolgorde.

Slide 9 - Tekstslide

woordspeling

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

    woordspeling
woorden met een dubbele betekenis (homoniemen)
Het leerdoel is dat je verschillende vormen van woordspeling en beeldspraak herkent en benoemt.

Slide 12 - Tekstslide

homoniemen

Slide 13 - Woordweb


De honing had helaas een bijsmaak.

Slide 14 - Tekstslide

We zijn met de fiets want we zijn antilopen.
Welke woordspeling zie je hier?

Slide 15 - Open vraag

Is er iemand die op mijn cabriolet?
Welke woordspeling vind je?

Slide 16 - Open vraag

letterlijk of figuurlijk

Slide 17 - Tekstslide

2

Slide 18 - Video

00:29
Wat is letterlijk taalgebruik?
A
dat je precies zegt wat je bedoelt
B
er wordt iets anders bedoelt dan dat je zegt of schrijft

Slide 19 - Quizvraag

01:12
"Ik heb overal schijt aan, letterlijk en figuurlijk." Wat is de letterlijke betekenis?

Slide 20 - Open vraag

LETTERLIJK


- precies zoals het geschreven is

FIGUURLIJK


- bij wijze van spreken


- er wordt iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat


- ookwel beeldspraak genoemd

Slide 21 - Tekstslide

Hyperbool
understatement
Eufemisme

Slide 22 - Sleepvraag

Voorbeeld van een retorische vraag

Slide 23 - Tekstslide

Is dit een retorische vraag: ja of nee?
Weet u de weg naar het station?

Slide 24 - Open vraag

Is dit een retorische vraag: ja of nee?
Kun je niet een beetje uit je doppen kijken?

Slide 25 - Open vraag

Is dit een retorische vraag: ja of nee?
Kun je me even helpen met die vraag?

Slide 26 - Open vraag

Is dit een retorische vraag: ja of nee?
Ben je wel helemaal normaal?

Slide 27 - Open vraag

Bedenk zelf een retorische vraag.

Slide 28 - Open vraag