Persoonsvorm en onderwerp
In iedere
zin staat een onderwerp en een persoonsvorm.
De persoonsvorm is een werkwoord.
Voorbeeld: Mevrouw Hanneke eet een appel.
Wat is het werkwoord?
… Dat is de persoonsvorm (pv)
Nu kunnen we vragen:
Wie + persoonsvorm?
Wie … ?
Het antwoord is: Mevrouw Hanneke. Dat is het onderwerp (o)