paragraaf 2.2 (On)beheersbare rivieren

 2.2 Onbeheersbare rivieren

1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

 2.2 Onbeheersbare rivieren

Slide 1 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij de hele afbeelding
A
bovenloop
B
stroomgebied
C
waterscheiding
D
benedenloop

Slide 2 - Quizvraag

Afgebeeld is een........ van een rivier
A
bovenloop
B
benedenloop
C
middenloop
D
lengteprofiel

Slide 3 - Quizvraag

Stellingen:
1 Het verhang van de Maas in de Ardennen is groter dan in Limburg.
2 De stroomsnelheid van de Maas in de Ardennen is groter dan in Limburg.
3 De erosiekracht van een rivier is groter bij een klein verhang.
Neem de cijfers 1 tot en met 3 over op je antwoordblad. Zet achter elke stelling of deze juist of onjuist is.

Slide 4 - Open vraag

Lesdoelen par.2.2
- Je kunt de onderdelen in het dwarsprofiel van een rivier benoemen.
- Je weet wat wordt bedoeld met het verval en het verhang en je kunt beide berekenen.
- Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met de piekafvoer en het regiem van een rivier.
- Je kunt het verband uitleggen tussen eigenschappen van het rivierprofiel en de afvoer van de rivieren Rijn en Maas.

Slide 5 - Tekstslide

Dwarsprofiel van een rivier 

Slide 6 - Tekstslide

Dwarsprofiel=
dwarsdoorsnede  van de rivier

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

De Maas
De Maas is een regenrivier. Dat wil zeggen dat de Maas gevoed wordt door regenwater uit het stroomgebied.

Regenrivieren kennen een onregelmatig regiem: hoog debiet in de wintermaanden, laag debiet in de zomer.
Waarom?
Antwoord
In de wintermaanden valt meer neerslag, waardoor de Maas in de wintermaanden meer water vervoert. In de zomer is het droger/valt er minder neerslag, verdampt er meer water en wordt meer water door de mens uit de rivieren onttrokken. Daardoor is het debiet in de zomer lager.

Slide 9 - Tekstslide

De Rijn
De Rijn is een gemengde rivier. Dat wil zeggen dat de Rijn gevoed wordt door regenwater uit het stroomgebied en door smeltwater.

Gemengde rivieren kennen een regelmatiger regiem: het verschil tussen het debiet in de zomer en winter is kleiner dan bij een regenrivier. Waarom?
Antwoord
In de wintermaanden valt meer neerslag dan in de zomer. Dit leidt tot een hoger debiet in de winter. Echter, in de lente beginnen de gletsjers te smelten waardoor meer smeltwater vervoerd wordt. Dit zorgt ervoor dat in de lente/begin zomer het debiet hoger blijft, en zo het regiem regelmatiger blijft.

Slide 10 - Tekstslide

Kenmerkende eigenschappen van (stroomgebieden) Rijn en Maas.
A
Rijn is regenrivier, Maas is gemengde rivier.
B
Rijn is gemengde rivier, Maas is regenrivier.
C
Het stroomgebied van de Rijn is groter
D
Het stroomgebied van de Rijn is kleiner

Slide 11 - Quizvraag

Verval en verhang
Verval: hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier. 
Maastricht 49 m Roermond 22m   49-22= 27m
Verval heeft invloed op de stroomsnelheid.
Grote hoogteverschillen - veel erosie. 
In de benedenloop stroomt de rivier trager waardoor er veel materiaal afgezet kan worden (sedimentatie).
Verhang: verval per kilometer. Niet overal langs een rivier gelijk. Het verhang van de Rijn is in het hooggebergte in Zwitserland 35 m/km, tegenover 0,08 m/km (= slechts 8 cm/km) in het vlakke Nederland.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeeld: uitreken verhang 

Verval: Maastricht 49 m Roermond 22m 49-22= 27m

Verhang: afstand tussen deze plaatsen is 48 km

27m : 48km=  0,56 m/km

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Lengteprofiel van een rivier 

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken 

Maken volgende opdrachten van par. 2.2 
1,2,4 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Rivierwaterafvoer
Begin januari 1995: veel sneeuw in het stroomgebied van de Rijn. 
- sneeuw smolt + dagenlang regen - dunne, ontdooide bovengrond verzadigd met water. 
- Alle zijrivieren van de Rijn stroomden vol. Piekafvoer zijrivieren van de Rijn viel samen met piekafvoer van de Rijn zelf
- extreme hoogwatergolf en een piekafvoer. 
- Het debiet van een zijrivier heeft dus grote invloed op de afvoer van de hoofdrivier.

Slide 17 - Tekstslide

De jaarlijkse verdeling van de waterafvoer
De verdeling van de waterafvoer over een jaar, het regiem, is afhankelijk van de volgende vier factoren:
  • klimaatomstandigheden
  • aanvoer van smeltwater en/of regenwater
  • eigenschappen van het stroomgebied
  • ingrepen van de mens

Slide 18 - Tekstslide

De jaarlijkse verdeling van de waterafvoer
klimaatomstandigheden: hoeveel water de rivier afvoert, hangt af van de hoeveelheid en de vorm van de neerslag.
Sneeuw: het kan even duren voordat dit als smeltwater in de rivier terechtkomt.
Regen: deel water door planten opgenomen, deel stroomt via het grondwater en oppervlakte naar rivieren of meren en deel verdampt. Temperatuur en de windsnelheid van invloed op de verdamping.
aanvoer van smeltwater en/of regenwater: De Rijn is een gemengde rivier, de Maas is een regenrivier. Het regiem van een gemengde rivier is veel regelmatiger dan dat van een regenrivier.

Slide 19 - Tekstslide

En nog meer...
Wat beïnvloedt, naast het soort rivier en het klimaat, nog meer het regiem?
  • aard van de bodem: rotsen/ijs (niet waterdoorlatend, dus snel in rivier) of zand/veel begroeiing (neemt goed water op, dus later afgeven aan rivier)?
  • Ingrepen van de mens: bebouwing of begroeiing? Ontbossing? Vegetatie zorgt voor een sponswerking!

De mens beïnvloedt de vertragingstijd!

Slide 20 - Tekstslide

Kanalisatie
Het recht trekken van de meanders om de bevaarbaarheid van de rivier te verbeteren.

Maar: 
daardoor neemt de lengte van de rivier af en kan het water zich niet meer over een groter oppervlak verspreiden. Bij hoog water...

Slide 21 - Tekstslide

Vertragingstijd
De tijd tussen de piek van een regenbui en de piek in afvoer

  • Hoe groter de verstedelijking hoe....korter/langer de vertragingstijd?
  • korter! Door verstening stroomt water sneller de rivier in. Minder begroeiing is een mindere sponswerking van de bodem.

Slide 22 - Tekstslide

Verstedelijking
Verstening/verharding = groter oppervlakte straten, wegen en bebouwing.

Door verstening zal de vertragingstijd afnemen en de piekafvoer groter worden.


Slide 23 - Tekstslide

Maatgevende afvoer
De maatgevende afvoer is de maximale hoeveelheid water die de rivier nog veilig kan verwerken zonder dat de dijken doorbreken en het rivierengebied overstroomt. 
Voor bepalen van de veilige dijkhoogten wordt de maatgevende afvoer gebruikt. Deze wordt voor de Rijn bij Lobith en voor de Maas bij Borgharen berekend.
Hoe hoger maatgevende afvoer, hoe meer water de rivier moet afvoeren  de rivieren hebben meer ruimte nodig.

Slide 24 - Tekstslide

In welk deel van de rivier is het debiet over het algemeen het grootst? Kies uit: bovenloop of benedenloop. Leg je keuze uit!

Slide 25 - Open vraag

Wat zijn de gevolgen van klimaatverandering op de temperatuur (zomer en winter) en de neerslag (hoeveelheid + verdeling in het jaar!)

Slide 26 - Open vraag

Door klimaatverandering wordt het neerslagregiem in Nederland:
A
regelmatiger
B
groter
C
kleiner
D
onregelmatiger

Slide 27 - Quizvraag

Hoe noemen we de schommelingen in de waterafvoer van een rivier?
A
waterscheiding
B
debiet
C
regiem
D
verhang

Slide 28 - Quizvraag

De rivier die het meeste water afvoert in Nederland is de:
A
Rijn (inclusief Waal en IJssel)
B
Maas
C
Schelde
D
Eems

Slide 29 - Quizvraag


Welk rivier zie je hier?
A
De Maas
B
De Waal
C
De Rijn
D
De Ijssel

Slide 30 - Quizvraag

Bekijk figuur 1.
A. Wat is het totale verval van deze rivier?
B. Wat is het verhang tussen traject B en D langs de rivier? Laat je berekening ook zien!

Slide 31 - Open vraag

Zelfstandig werken 

Maken volgende opdrachten van par. 2.2 
5,6,7,8a, 9a
timer
10:00

Slide 32 - Tekstslide

De jaarlijkse verdeling van de waterafvoer
eigenschappen van het stroomgebied: waterbergend vermogen van de grond wordt bepaald door: eigenschappen van de bodem, ondergrond (het zogenaamde moedergesteente) en reliëf.
Een rotsachtige ondergrond, een dunne of een bevroren bodemlaag kan weinig water opnemen.
(Diepe) zandbodems hebben wel een groot waterbergend vermogen (veel ruimte tussen zandkorrels).
Steile hellingen zal het water sneller afstromen dan vanaf een gebied dat bijna vlak ligt.
Rotsachtig gebied in de Ardennen  water trekt niet in bodem en stroomt snel  neerslag wordt snel, via de Maas, naar Nederland afgevoerd.

Slide 33 - Tekstslide

De jaarlijkse verdeling van de waterafvoer
Ingrepen van de mens: veranderingen in het stroomgebied of in de rivier zelf - regiem onregelmatiger.
- De stroomgebieden van de Rijn en de Maas zijn meer bebouwd en minder bebost.
-  De sponswerking van de bodem is kleiner - tijd tussen het moment van neerslag in het stroomgebied en stijging waterpeil in de rivier korter:
- de vertragingstijd is afgenomen.
Door maatregelen om de rivier goed bevaarbaar te maken –plaatsen van stuwen met sluizen, afsnijden van sterke bochten en door bedijkingen (kanalisatie) – zijn de stroomstelsels van de Rijn en de Maas verkleind - het water kan zich niet meer over een groot oppervlak verspreiden en wordt gedwongen zich snel te verplaatsen.

Slide 34 - Tekstslide

Vertragingstijd
De tijd tussen de piek van een regenbui en de piek in afvoer

Slide 35 - Tekstslide

Verbind de juiste begrippen met de juiste afbeelding
Lengteprofiel
Middenloop
Benedenloop
Dwarsprofiel

Slide 36 - Sleepvraag

Benodigde voorkennis 
Je weet welke soorten rivieren er zijn;
Je weet wat een waterscheiding is;
Je kent de begrippen debiet en regiem;
Je weet wat exogene krachten zijn;
                

Slide 37 - Tekstslide

Het grote plaatje
In dit stapeldiagram worden de afvoeren van de achtereenvolgende zijrivieren bij elkaar opgeteld.

Slide 38 - Tekstslide

Piekafvoer
Het debiet dat zichtbaar is in de afbeelding hiernaast is een gemiddelde. Bij beide rivieren zie je een hoogste punt in het debiet. 

Dit is de piekafvoer: hoogste afvoer (tijdens of na een regenperiode) van een rivier.

De Rijn heeft een regelmatiger regiem dan de Maas. Beiden kennen een piekafvoer rond de winter. Hoe zit dit?

Slide 39 - Tekstslide

Verbindt de begrippen met de omschrijving
Dwarsdoorsnede van een rivier op een bepaalde plek.
Het gedeelte van een rivier dicht bij de monding.
Het gedeelte van een rivier tussen de bovenloop en de benedenloop.
Het verval van een rivier, gemeten in meters per kilometer.
Het hoogteverschil tussen twee punten langs een rivier.
Doorsnede in de lengterichting van de rivier.
Gebied dat zijn water afvoert via één hoofdrivier met zijn zijrivieren.
Het stelsel van de hoofdrivier en zijn zijrivieren.
De grens tussen twee stroomgebieden.
lengteprofiel
verval

verhang

middenloop

benedenloop

dwarsprofiel


Stroomgebied
Stroomstelsel
Waterscheiding

Slide 40 - Sleepvraag

Vertragingstijd

Regenval 

Water in de rivier.

Invloed op de piekafvoer.

Slide 41 - Tekstslide

winterbed
binnendijks
buitendijks
zomerdijk
winterdijk
zomerbed
krib
uiterwaard

Slide 42 - Sleepvraag

Samenvattend

Slide 43 - Tekstslide

Wat is de relatie tussen verstening, vertragingstijd en piekafvoer? Formuleer je antwoord: Door............. zal de ................ afnemen waardoor de ................. groter wordt (en je waarschijnlijk overstromingen en gedoe enzo krijgt).

Slide 44 - Open vraag

Regiem & debiet
Verschil in waterafvoer: regiem

Totale hoeveelheid water op een bepaald punt: debiet. 

Slide 45 - Tekstslide

Verandering debiet en regiem van de Maas (+ verklaringen?)

Slide 46 - Tekstslide

Verandering debiet en regiem van de Rijn (+ verklaringen?)

Slide 47 - Tekstslide

Hoe werken kribben?
A
Stroomsnelheid rivier wordt hoger, rivier in het midden dieper door uitschurende werking.
B
Stroomsnelheid rivier wordt lager, rivier in het midden dieper door uitschurende werking.
C
Stroomsnelheid rivier wordt lager, rivier in het midden ondieper door sedimenterende werking.
D
Stroomsnelheid rivier wordt lager, rivier in het midden dieper door sedimenterende werking.

Slide 48 - Quizvraag