Les 36. 3.Fictie p.2 perspectief

O2B4 Welkom!
Ga direct op je plaats zitten in stilte
Op je eigen plek!
Laptops DICHT op je tafel leggen

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

O2B4 Welkom!
Ga direct op je plaats zitten in stilte
Op je eigen plek!
Laptops DICHT op je tafel leggen

Slide 1 - Tekstslide

Fictie
Wat is fictie ook alweer?

Slide 2 - Tekstslide

Tijd en plaats
Verhalen spelen zich altijd af op een bepaalde plaats en op een bepaald tijdstip
Om tijdens het lezen niet in de war te raken, moet je je steeds afvragen waar de personages zijn en wanneer ze daar zijn. 

Slide 3 - Tekstslide

Sfeer
Waar en wanneer het verhaal zich afspeelt, heeft vaak invloed op de sfeer. Bijvoorbeeld: De personages zitten na een dag skiën (tijd) met een kop warme chocolademelk een spelletje te doen in hun chalet (plaats). 
Dan is de sfeer gezellig of ontspannen
Sfeer voorbeelden: gespannen, benauwend, dreigend, geheimzinnig, gespannen, gezellig, griezelig, kil, onbezorgd, romantisch of verveeld.

Slide 4 - Tekstslide

Perspectief
Je leert verschillende soorten perspectief herkennen.


Wat is dat?

Slide 5 - Tekstslide

Perspectief
In leerjaar 1 heb je geleerd dat elk verhaal een hoofdpersoon heeft. 
Van hem weet je wat hij denkt en voelt. Je zegt dan ook wel dat het perspectief bij hem ligt. 

Slide 6 - Tekstslide

Perspectief
ik-perspectief: het verhaal is in de ik-vorm geschreven;
hij/zij-perspectief: het verhaal is in de hij- of zij-vorm geschreven;
wisselend perspectief: het perspectief ligt bij meerdere personen: de ene keer bij de één, de andere keer bij een ander. Soms kun je aan de titel van een hoofdstuk zien bij wie het perspectief ligt. Bijvoorbeeld: ‘Bo’ of ‘Tom’. Soms ontbreekt zo’n aanwijzing. Dan moet je het begin van elk hoofdstuk met extra aandacht lezen, om te weten bij wie het perspectief ligt.

Slide 7 - Tekstslide

Inleven en meeleven
Personages roepen vaak gevoelens op bij jou als lezer. Je vindt het ene personage bijvoorbeeld irritant en het andere zielig. Dat komt doordat je met hen kunt meeleven (of juist niet) of doordat je je in hen kunt inleven.

Slide 8 - Tekstslide

Inleven en meeleven
Inleven wil zeggen dat je je kunt voorstellen hoe het is om een personage te zijn of om mee te maken wat hij meemaakt.
Meeleven wil zeggen dat je graag wilt dat het goed gaat met een personage. Je hoopt bijvoorbeeld (net als het personage zelf) dat hij beter wordt, dat zijn ouders weer bij elkaar komen of dat hij niet meer wordt gepest.

Slide 9 - Tekstslide

Aan het werk!
Cursus 3 - Fictie
Paragraaf 2 - Perspectief
Opdracht 1 + 2 + 3
Klaar? Vinger opsteken


timer
1:00

Slide 10 - Tekstslide

Tot morgen
Huiswerk!

Slide 11 - Tekstslide