OP1BLOK2WG1

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerpleegkundeHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel: Tijdens deze les gaan studenten de de stof die zij hebben voorbereid leren zien in context. ​
Nature/nurture (cultuur en omgeving) wordt uitgebreid besproken in werkgroep 2, maar komt in deze werkgroep wel al voor in de literatuur en in de zelfstudieopdracht.​

Slide 6 - Tekstslide

De student heeft veel moeten lezen voor deze werkgroep (Zimbardo, hoofdstuk 7.1,7.2,7.3). Dit was best veel! 
Bij deze slide gaat het erom of het gelukt is met de voorbereiding en stil te staan of er nog vragen zijn. Slide 6 gaat dieper in op het waarom moeten ze dit nu weten? Onderwerpen die in de voorbereiding aan bod zijn gekomen:​
-de fases van ontwikkeling van een baby, kind, puber en adolescent (0-23 jarigen) (werkgroepopdracht kahoot)​
 -de cognitieve, sociale, emotionele,
- lichamelijke en seksuele ontwikkeling van een baby, kind, puber en adolescent (0-23 jarigen) (werkgroepopdracht kahoot)​
 -verschillende opvoedingsstijlen op de cognitieve ontwikkeling van het kind (komt vooral naar voren tijdens werkgroepopdracht tijdens deze werkgroep)​
- nature en nurture ​
- Hechting ​
Vragen over de zelfstudieopdrachten?​
Leervragen
Wat zou je vandaag extra willen bespreken over de bestudeerde litartuur

Slide 7 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Nurture =

Slide 8 - Woordweb

Je kunt ook Nature noteren dan bespreek je eea andersom.....

Gesprek tussen docenten: Waarom zou je dit nou willen weten. Waarom is dit belangrijk? Wat houdt het in? en wanneer heb je hier nou wat aan als verpleegkundige?​
Nature versus Nurture ​
Wat is het verschil? Een belangrijk vraagstuk in de ontwikkelingspsychologie is hoe groot de invloed is van erfelijke factoren op de psychologische ontwikkeling en hoe groot de invloed is van omgevingsfactoren. Stel de student de vraag: Zou het altijd duidelijk zijn of iets komt door nature of nurture? Is het belangrijk om dit onderscheid te maken? En waarom? Daag studenten uit hier eens over door te denken met elkaar.​
•Wat wordt bedoeld met nature in de ontwikkelingspsychologie? . alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg, bijvoorbeeld het genetisch materiaal.​
•Wat wordt bedoeld met nurture in de ontwikkelingspsychologie? alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding, voornamelijk door de leefomgeving.​

Slide 9 - Tekstslide

Gesprek tussen docenten: Waarom zou je dit nou willen weten. Waarom is dit belangrijk? Wat houdt het in? en wanneer heb je hier nou wat aan als verpleegkundige?​
Nature versus Nurture ​
Wat is het verschil? Een belangrijk vraagstuk in de ontwikkelingspsychologie is hoe groot de invloed is van erfelijke factoren op de psychologische ontwikkeling en hoe groot de invloed is van omgevingsfactoren. Stel de student de vraag: Zou het altijd duidelijk zijn of iets komt door nature of nurture? Is het belangrijk om dit onderscheid te maken? En waarom? Daag studenten uit hier eens over door te denken met elkaar.​
•Wat wordt bedoeld met nature in de ontwikkelingspsychologie? . alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door aanleg, bijvoorbeeld het genetisch materiaal.​
•Wat wordt bedoeld met nurture in de ontwikkelingspsychologie? alle eigenschappen van het individu zijn bepaald door opvoeding, voornamelijk door de leefomgeving.​

Slide 10 - Tekstslide

r zijn 5 gebieden waarop de ontwikkeling van een mens plaats vindt: Wat weet de student van deze gebieden? Waar denken ze aan?​
1. Lichamelijke ontwikkeling gaat over de groei en verandering van het lichaam. Op een gegeven moment wordt je groter en sterker maar uiteindelijk neemt die kracht ook weer af naar mate je ouder wordt. Ook de gezondheid van je lichaam valt onder dit aspect. ​
2. Motorische ontwikkeling gaat over alles wat te maken heeft met bewegingen en het gebruik van je zintuigen. Als baby heb je bijvoorbeeld lichamelijk ondersteuning nodig terwijl je als volwassene zelf kunt gaan en staan waar je wilt. ​
3. Cognitieve ontwikkeling gaat over alles wat het denkvermogen betreft. Hoe ontwikkeld je brein zich. Welke manier van denken, leren en begrijpen past bij jou?​
4. Sociaal-emotionele ontwikkeling gaat over de sociale omgang met een ander en over hoe je omgaat met je emoties en gevoel. \​
5. Sensuele/Seksuele ontwikkeling gaat over de lustbeleving en seksuele gevoelens. Tot aan de puberteit is er nog geen sprake van seksualiteit. Daarom noemen we het voor die tijd sensuele ontwikkeling​
Cognitieve ontwikkeling
Van de 5 ontwikkelgebieden van de mens zoomen we nu in op de cognitieve ontwikkeling van een kind

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is cognitie/cognitief?

Slide 12 - Woordweb

Google is toegestaan, geef er even de tijd voor

Slide 13 - Tekstslide

Er volgen nu 7 vragen . . . 
Piaget onderscheidt 3 ontwikkelingsfasen in zijn theroie van gefaseerde ontwikkeling
A
Waar
B
Niet waar

Slide 14 - Quizvraag

antwoord moet VIER zijn

er komen nu achtereenvolgend enkele vragen over die 4 gebieden
Dit kind bevindt zich in de ....
A
Sensomotorische fase
B
Pre-operationele fase
C
Concreet-operationele fase
D
Formeel-operationele fase

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit is een typisch voorbeeld van . . .
A
Sensomotorische fase
B
Pre-operationele fase
C
Concreet-operationele fase
D
Formeel-operationele fase

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de volgorde waarin kinderen volgens Piaget de ontwikkelingsfasen doorlopen?
A
Sensomotorische- > Concreet-operationele - > Formeel operationele - > Pre-operationele fase
B
Formeel operationele - > Concreet-operationele - > Pre-operationele- > Sensomotorische fase
C
Sensomotorische- > Pre-operationele - > Concreet-operationele - > Formeel operationele fase
D
Sensomotorische- > Formeel operationele - > Pre-operationele- > Concreet-operationele fase

Slide 17 - Quizvraag

senso / pre / concreet / formeel = goede volgorde
Kinderen tussen de 7 en 11 jaar zitten in de Formeel-operationele fase
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de Concreet-operationele fase ontwikkelen kinderen vooral....
A
Het vermogen om hypothetisch te denken
B
Hun geweten
C
Het begrip om logische operaties (acties) uit te voeren
D
Symbolisch denken

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omgaan met abstracte en/of hypothetische problemen ontwikklet zich in de . . .
A
Formeel-operationele fase
B
Concreet-operationele fase

Slide 20 - Quizvraag

Volgens het Psychologisch Woordenboek is abstract denken het vermogen om essentiële en gemeenschappelijke eigenschappen te begrijpen. Het dient om verschillende aspecten van een situatie in gedachten te houden, de toekomst te voorzien en te plannen, symbolisch te denken en conclusies te trekken.
Het is het tegenovergestelde van concreet denken dat in dit geval verwijst naar letterlijk denken op basis van de huidige tijd en ruimte.

Waar is dit soort denken goed voor? Zoals je kunt zien, stelt abstract denken je in staat het verband te zien tussen verschillende ideeën, overtuigingen of elementen van zowel de externe als de interne omgeving.
Daarnaast helpt het om te innoveren, creëren, bedenken, nieuwe ideeën ontwikkelen, leren van ervaringen uit het verleden en nadenken over de toekomst.
Daarnaast vormt dit soort denken ook een cognitief vermogen. Meer specifiek is het een van de laatste cognitieve vaardigheden die mensen op evolutionair niveau verwerven.

Slide 21 - Tekstslide

Alleen even laten zien en kort doornemen zodat studenten kunnen controleren of dat wat ze hebben opgeschreven klopt. Studenten hebben als het goed is de kennisclip gezien. ​
Geheugensteuntje voor de docent:​
Sensomotorische fase​
Deze fase gaat vooraf aan de spraakontwikkeling, en duurt vanaf de geboorte tot ongeveer het tweede levensjaar. Deze periode wordt gekenmerkt door het vermogen van het kind om reflexen onder controle te brengen.​
In deze periode leert het kind om motorisch te reageren op wat het waarneemt. In zijn hoofd zijn er alleen praktische concepten, zoals weten wat te doen, wat te eten of hoe de aandacht van zijn moeder te krijgen.​
Beetje bij beetje generaliseert het kind de gebeurtenissen in zijn omgeving en creëert het ideeën over hoe de wereld werkt.​
Preoperationele fase​
Deze fase vindt plaats tussen het tweede en zevende levensjaar. Hier bevinden we ons in een overgangsperiode waarin het kind begint te werken met zijn semiotisch vermogen.​
Hoewel hij al enigszins in staat is om zaken van verschillende kanten te bekijken, verschilt zijn geest nog steeds erg van die van een volwassene. Hier komen we oog in oog te staan met zijn ‘egocentriciteit’. Het kind is ‘egocentrisch’ omdat zijn denken volledig egocentrisch is. Het kind kan het fysieke niet onderscheiden van het psychische, noch het objectieve van het subjectieve.​
Voor hem is zijn subjectieve ervaring de objectieve werkelijkheid die voor alle individuen op dezelfde manier bestaat. Een voorbeeld hiervan is wanneer een kind in dit stadium een glas water te zien krijgt waarvan de inhoud vervolgens in een smaller maar hoger glas wordt overgegoten. Het kind zal denken dat er meer water is dan eerst. Het is niet in staat te begrijpen dat het transformeren van iets de hoeveelheid van de bestaande materie niet verandert.​
Concreet operationele fase​
Deze periode omvat de jaren tussen het zevende en het elfde of twaalfde levensjaar. In dit stadium is het kind erin geslaagd het volle vertrouwen dat hij in zijn zintuigen had achter zich te laten. Hier kunnen we de ontwikkeling van concepten zien, inclusief het vermogen om te begrijpen dat het veranderen van de vorm van iets de hoeveelheid niet verandert.​
Het kind begint een logica te construeren van klassen en relaties die geen verband houdt met perceptuele gegevens. Het kind begrijpt veranderingen en begrijpt dat ze ook in de tegenovergestelde richting kunnen voorkomen (toevoegen in plaats van verwijderen bijvoorbeeld).​
Formeel operationele fase​
Dit is de laatste fase van ontwikkeling, waarin het kind een volwassene zal worden op een cognitief niveau. Deze fase wordt gekenmerkt door het verwerven van wetenschappelijk denken. Terwijl het kind kan redeneren over echte dingen, kan hij nu ook redeneren over het mogelijke. Deze periode wordt gekenmerkt door het vermogen om hypothesen te maken en de mogelijke gevolgen van deze hypothetische mogelijkheden te onderzoeken. Het kind heeft zijn testprocedures geperfectioneerd en accepteert geen meningen zonder deze te onderzoeken.​
Het kind begint nieuwe kennis en intellectuele hulpmiddelen te verwerven. Hierdoor kan hij zich ontwikkelen als een competente volwassene in de samenleving​

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Ook belangrijk bij de vorming van wie je bent is je opvoeding. Waarom is dat nou zo belnagrijk? Misschien als doecnten beneoemen wat jij als volwassene hebt meegenomen vanuit je opvoeding. Of juist besloten hebt heel anders te doen? Opvoeden/ opvoeding speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van een kind. Ook kan het bepalend zijn voor de manier waarop een kind zich hecht. Er is geen aparte sheet over hechting maar het is goed om dit hier bij op te pakken. Verwijs naar de theorie​
•Er worden vier opvoedingsstijlen onderscheiden. Geef aan wat kenmerkend is voor elke van deze vier opvoedingsstijlen: ​
•Autoritaire opvoedingsstijl ​
•Autoritatieve opvoedingsstijl : Democratisch​
•Permissieve opvoedingsstijl : toegeeflijk​
•Onverschillige opvoedingsstijl; verwaarlozend​

Doordenkertjes voor studenten: ​
1.Als de opvoedstijl belangrijk is in de ontwikkeling van de student, doet dat iets met de nature of nurture in de ontwikkeling?​
2.Welke opvoedstijl zou de ontwikkeling het meest positief beïnvloeden en waarom?​
Welke opvoedstijl zal de ontwikkeling het meest beiinvloeden en waarom?

Slide 24 - Open vraag

Leuk om samen te praten over verschillende stijlen en dan bij iedere stijl misschien wel de positieve en negateieve kanten te zien....

Aanhaken op het schema ui ecollege > Invloeden GIZ schema ><>

Slide 25 - Video

filmpje duurt 3 min 13

Slide 26 - Tekstslide

GIZ schema zie e-college Gezamelijk Inschatten Zorgbehoeften

Opvoeding
Omgeving
Ontwikkeling
Is het belangrijk om te weten hoe de patiënt die jij verpleegt opgevoed is?
ja
nee
ik weet 't niet?

Slide 27 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

laat volgende vraag invullen > Wat zou hier aan de hand kunnen zijn
Wat zou hier aan de hand
kunnen zijn?

Slide 30 - Woordweb

Opvoeding, hoe deze man is grootgebracht heeft wrs veel te maken met hoe hij als persoon is, hoe hij in het leven staat, met anderen omgaat, anderen vertrouwt etc.

hier zou ook sprake kunnen zijn van mindere hechting, te herkennen aan het minder goed in staat zijn tot het aangaan van langdurige solide relaties.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heb je goed mee kunnen doen met deze werkgoep?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Voorbereiding werkgroep 2
Lees de hoofdstukken uit het boek:
Psychologie; een inleiding
van Zimbardo et al.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies