Alleen even laten zien en kort doornemen zodat studenten kunnen controleren of dat wat ze hebben opgeschreven klopt. Studenten hebben als het goed is de kennisclip gezien.
Geheugensteuntje voor de docent:
Sensomotorische fase
Deze fase gaat vooraf aan de spraakontwikkeling, en duurt vanaf de geboorte tot ongeveer het tweede levensjaar. Deze periode wordt gekenmerkt door het vermogen van het kind om reflexen onder controle te brengen.
In deze periode leert het kind om motorisch te reageren op wat het waarneemt. In zijn hoofd zijn er alleen praktische concepten, zoals weten wat te doen, wat te eten of hoe de aandacht van zijn moeder te krijgen.
Beetje bij beetje generaliseert het kind de gebeurtenissen in zijn omgeving en creëert het ideeën over hoe de wereld werkt.
Preoperationele fase
Deze fase vindt plaats tussen het tweede en zevende levensjaar. Hier bevinden we ons in een overgangsperiode waarin het kind begint te werken met zijn semiotisch vermogen.
Hoewel hij al enigszins in staat is om zaken van verschillende kanten te bekijken, verschilt zijn geest nog steeds erg van die van een volwassene. Hier komen we oog in oog te staan met zijn ‘egocentriciteit’. Het kind is ‘egocentrisch’ omdat zijn denken volledig egocentrisch is. Het kind kan het fysieke niet onderscheiden van het psychische, noch het objectieve van het subjectieve.
Voor hem is zijn subjectieve ervaring de objectieve werkelijkheid die voor alle individuen op dezelfde manier bestaat. Een voorbeeld hiervan is wanneer een kind in dit stadium een glas water te zien krijgt waarvan de inhoud vervolgens in een smaller maar hoger glas wordt overgegoten. Het kind zal denken dat er meer water is dan eerst. Het is niet in staat te begrijpen dat het transformeren van iets de hoeveelheid van de bestaande materie niet verandert.
Concreet operationele fase
Deze periode omvat de jaren tussen het zevende en het elfde of twaalfde levensjaar. In dit stadium is het kind erin geslaagd het volle vertrouwen dat hij in zijn zintuigen had achter zich te laten. Hier kunnen we de ontwikkeling van concepten zien, inclusief het vermogen om te begrijpen dat het veranderen van de vorm van iets de hoeveelheid niet verandert.
Het kind begint een logica te construeren van klassen en relaties die geen verband houdt met perceptuele gegevens. Het kind begrijpt veranderingen en begrijpt dat ze ook in de tegenovergestelde richting kunnen voorkomen (toevoegen in plaats van verwijderen bijvoorbeeld).
Formeel operationele fase
Dit is de laatste fase van ontwikkeling, waarin het kind een volwassene zal worden op een cognitief niveau. Deze fase wordt gekenmerkt door het verwerven van wetenschappelijk denken. Terwijl het kind kan redeneren over echte dingen, kan hij nu ook redeneren over het mogelijke. Deze periode wordt gekenmerkt door het vermogen om hypothesen te maken en de mogelijke gevolgen van deze hypothetische mogelijkheden te onderzoeken. Het kind heeft zijn testprocedures geperfectioneerd en accepteert geen meningen zonder deze te onderzoeken.
Het kind begint nieuwe kennis en intellectuele hulpmiddelen te verwerven. Hierdoor kan hij zich ontwikkelen als een competente volwassene in de samenleving