Miniles 2, versie 2

ADHD
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieHBOStudiejaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

ADHD

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Geel: vreugde
Donkerblauw: verveling
Lichtblauw: verdriet
Paars: angst
Oranje
lichtgroen: afgunst
Rood: woede
Zeeblauw
roze: verlegenheid
DIT LEER JE VANDAAG

  • Je herkent symptomen van ADHD
  • Je kunt de subtypen van ADHD benoemen
  • Je weet hoe vaak ADHD voorkomt 
DIT GAAN WE DOENDIT
DIT LEER JE VANDAAG

  • symptomen ADHD herkennen
  • subtypes ADHD benoemen
  • noemen hoe vaak ADHD voorkomt
DIT GAAN WE DOEN

  • Introductiefilm
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken aan een casus
  • Les afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Voordat we naar filmpje gaan kijken, gaan we eerst een korte kwis doen. 

Jullie hebben ws vast al enige kennis over ADHD


ADHD is voor het eerst beschreven in:
A
1902
B
1948
C
1980
D
2000

Slide 4 - Quizvraag

ADHD vis voor het eerst beschreven in

1902 1948
1980
2000

Hyperactiviteit bij ADHD wordt verergerd door het eten van suikers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Hyperactiviteit bij ADHD wordt verergerd door het eten van suikers
ADHD komt bij jongens vaker voor dan bij meisjes.
Hoe vaak is dat?
A
1,5 keer
B
2 keer
C
2,5 keer
D
even vaak

Slide 6 - Quizvraag

ADHD kom bij jongens vaker voor dan bij meisjes. Hoe vaak is dat?

1,5 keer
2 keer
2,5 keer
toch even vaak
ADHD is een stoornis in de ontwikkeling. Dit betekent dat de meeste kinderen er over heen groeien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

ADHD is een stoornis in de ontwikkeling. Dit betekent dat de meeste kinderen er over heen groeien. 
Trailer Brammetje Baas
Let op wat hij doet en wat hij denkt.

Slide 8 - Tekstslide

Aan het eind van de les komen de vragen nog een terug.
Kijken of je er dan meer weet. 

Ik wil jullie vragen te letten op wat hij doet en wat hij denkt

Slide 9 - Video

Wil iemand zeggen wat is opgevallen in de film. 

Wat denkt hij?
Wat doet hij?

Slide 10 - Tekstslide

  • Sir George Frederick Still, 
  • hoogleraar kindergeneeskunde
  • 3 lezingen en publicatie in The Lancet in 1902
  • kinderen met enkele abnormale psychische aandoeningen.
  • 43 kinderen beschreven met:
  • Problemen met volhouden van aandacht en zelfregulatie
  • Opstandig
  • Weerstand tegen discipline
  • Overmatig emotioneel of hartstochtelijk
  • Weinig remmingen
  • Niet kunnen leren van hun daden
  • Defect niet te verklaren door fout van de omgeving
  • Schoolprestaties lager dan hun intellect
ADHD-historici conclusie dat deze kinderen nu in aanmerking zouden komen voor ADHD-gecombineerde type
DSM I
1952
DSM II
1968
DSM III
1980
DSM-IV
1994
DSM 5
2013
DIAGNOSTICEREN IN DE PSYCHIATRIE
Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders
DSM-5-TR
2022

Slide 11 - Tekstslide

  • hoe stellen we een diagnose in de psychiatrie
  • eerst uitleg over de geschiedenis
  • in 1948 werd de ICD gemaakt door de WHO, een internationale lijst waarin lichamelijke en psychische ziektes zijn beschreven.
  • in 1952 ontwikkelde de American Psychiatric Association (APA) een eigen lijst, de DSM
  • internationale afspraken welke verschijnselen bij welke ziekte hoort. 
  • Inmiddels hebben we de 5e versie hiervan, die in 2022 verder is herzien
Specifieke verschijnselen
én
(negatieve) invloed dagelijks leven
  • school
  • werk
  • sociale contacten
WANNEER EEN DSM-DIAGNOSE

Slide 12 - Tekstslide

  • niet het invullen van afvinklijstjes
  • uitgebreid gesprek of gesprekken
  • diagnosticeren is niet alleen het al dan niet hebben van bepaalde verschijnselen
  • deze moeten ook van (negatieve) invloed zijn op het dagelijks leven, zoals op school, het werk, sociale contacten, etc. 
WAT WETEN WE TOT NU TOE

Slide 13 - Tekstslide

Iemand uit de groep een beurt geven

in 1902 eerste beschrijving van kinderen met ADHD-verschijnselen

hoe er binnen de psychiatrie diagnoses worden gesteld

wat hierover de internationale afspraken zijn.
ADHD IN DE DSM-5-TR

onoplettendheidscriteria

hyperactiviteits/impulsiviteitscriteria

Slide 14 - Tekstslide

  • diagnose ADHD stellen we op basis van het verhaal dat iemand vertelt
  • hetero-anamnese bij iemand die hem/haar voor het 12e jr heeft gekend
  • semi-gestructureerd interview (dus geen zelf invulvragenlijst)
ONOPLETTENDHEID
  • slordige fouten maken
  • moeite aandacht erbij te houden
  • niet goed luisteren


  • instructies niet opvolgen
  • niet kunnen plannen
  • saai werk vermijden
  • dingen verliezen
  • snel afgeleid
  • vergeetachtig

Slide 15 - Tekstslide

Zes of meer van volgende symptomen

  1. Maakt vaak slordige fouten
  2. Vaak moeite aandacht vast te houden
  3. Lijkt vaak niet te luisteren
  4. Volgt vaak instructies niet op
  5. Vaak moeite met organiseren van taken en activiteiten
  6. Vermijdt of heeft hekel aan taken met langdurige inspanning
  7. Verliest vaak dingen
  8. Wordt vaak afgeleid door externe prikkels
  9. Is vaak vergeetachtig
HYPERACTIVITEIT EN IMPULSIVITEIT
  • onrustig bewegen handen/voeten
  • vaak opstaan
  • rond rennen/ ergens opklimmen


  • niet rustig spelen
  • draaft door
  • overmatig veel praten


  • flapuit zijn
  • moeite met wachten
  • anderen storen


Slide 16 - Tekstslide

Zes of meer van de volgende symptomen

  1. Beweegt vaak onrustig met handen of voeten
  2. Staat vaak op, daar waar verwacht wordt dat je blijft zitten
  3. Rent vaak rond of klimt overal op
  4. Kan moeilijk rustig spelen
  5. Is vaak “in de weer” of “draaft maar door”
  6. Praat vaak overmatig veel
  7. Gooit het antwoord er vaak uit
  8. Heeft vaak moeite om te wachten
  9. Stoort vaak anderen
AANVULLENDE CRITERIA

  • Aanwezig voor het 12e levensjaar
  • Invloed op sociaal-maatschappelijk functioneren

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ADHD
Onoplettende 

type
Hyperactieve/
impulsieve
 
type
Gecombineerde 

type

Slide 18 - Tekstslide

  • Gecombineerde type
  • Overwegend onoplettende type (ADD)

  • Overwegend hyperactief/impulsief type
AANTAL KINDEREN MET ADHD
3-5% vd kinderen in NL (5% wereldwijd)

jongens 6-8%
meisjes 2-4%


Slide 19 - Tekstslide

jongens vooral gecombineerde type

meisjes vooral onoplettende type
AANTAL VOLWASSENEN MET ADHD
2,9 % vd volwassenen in Nederland

mannen 3,9%
vrouwen 1,9%

Slide 20 - Tekstslide

ook mannen vooral gecombineerde type

vrouwen vooral onoplettende type


Dit betekent dus dat ca 50% vd kinderen in de volwassenheid geen ADHD meer heeft, of niet meer voldoet aan de criteria
AAN DE SLAG
- in een casus ADHD verschijnselen herkennen

- casus lezen en verschijnselen noteren

- met je buurman (m/v) de uitkomsten bespreken

- de verschijnselen staan op een 'spiekbriefje'

- 1 minuut zelf, 2 minuten samen, daarna centraal terugkoppelen
timer
1:00
timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

  • denken-delen-uitwisselen
  • casus 2 aan 2 uitdelen
  • bij het terugkoppelen per groepje max 2 verschijnselen terugkoppelen. 
  • opbrengst noteren op het whiteboard
WAT HEBBEN WE GELEERD
ADHD is een aandoening met onoplettendheids- en hyperactiviteitsverschijnselen

Deze verschijnselen hebben invloed op dagelijks leven

Gaat niet bij iedereen over bij het ouder worden

Lijkt meer voor te komen bij jongens/mannen dan bij meisjes/vrouwen

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Hyperactiviteit bij ADHD wordt verergerd door het eten van suikers
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ADHD is een stoornis in de ontwikkeling. Dit betekent dat de meeste kinderen er over heen groeien
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ADHD is voor het eerst beschreven in:
A
1902
B
1948
C
1980
D
2000

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

ADHD komt bij jongens vaker voor dan bij meisjes.
Hoe vaak is dat?
A
1,5 keer
B
2 keer
C
2,5 keer
D
even vaak

Slide 26 - Quizvraag

A en B zijn waar, omdat er waarschijnlijk onderdiagnostiek is bij meisjes en vrouwen
AFSLUITING
Graag invullen:

bsot.nl

Docent: VLY-152
Klas: M2-ME

Slide 27 - Tekstslide

  • kort gesprek met de klas.
  • vragen wat ze hebben geleerd
  • noemen dat ik hoop dat jullie enige zicht hebben op de ijsberg ADHD

  • daarna vragen of zij ter evaluatie voor mij de roos van Leary willen invullen, die ik later ga gebruiken voor pedagogisch handelen.