het persoonlijk voornaamwoord.
Ik, jij ,u, hij ,zij ,wij ,jullie, zij :
persoonlijke voornaamwoorden. Je gebruikt deze persoonlijke vnw als onderwerp in de zin.
Bijvoorbeeld: Ik sta voor het raam van Sabitha.
mij jou, u, hem ,haar, ons, jullie, hen: ook persoonlijke voornaamwoorden.
Deze persoonlijke vnm gebruik je als
lijdend voorwerp in de zin.
Je gebruikt het ook met een voorzetsel (van, met, aan)