Week 8 - Les 1


Week 8 - Les 1
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


Week 8 - Les 1

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Lesdoelen: vocab unit 1 beheersen, past simple beheersen, all/every/each beheersen
1) Woorden leren
2) Herhaling past simple
3) Herhaling all, every, each
4) LU opdracht
5) Maken opdracht §2.3

Slide 2 - Tekstslide

Zelfstandig woorden oefenen
Ga de komende 5 minuten zelfstandig aan de slag met het oefenen van de woorden:

* Uit je boek
* Quizlet
* Cram.com
* Woordentrainer lesmethode

Slide 3 - Tekstslide

Planning
Lesdoelen: vocab unit 1 beheersen, past simple beheersen, all/every/each beheersen
1) Woorden leren
2) Herhaling past simple
3) Herhaling all, every, each
4) LU opdracht
5) Maken opdracht §2.3

Slide 4 - Tekstslide

Past Simple
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
Regelmatige werkwoorden
werkwoord+ed

I played football.
did not / didn't + ww

I didn't play football.
Did + ond. + ww

Did you play football?
Onregelmatige werkwoorden
2e vorm 

She bought a new toy.
did not / didn't + ww

She didn't buy a new toy.
Did + ond + ww

Did she buy a new toy?
To Be (I/He/She/It)
was

I was at school yesterday.
was not / wasn't

He wasn't at school.
Was + ond

Was she at school?
To Be (you/we/they)
were

You were right there!
were not / weren't

We weren't very happy.
Were + ond

Were they angry?

Slide 5 - Tekstslide

The boy ____ his hand last week. (to break)
A
break
B
breaks
C
breaked
D
broke

Slide 6 - Quizvraag

The girl ____ off her horse yesterday. (not / to fall)
A
doesn't fall
B
didn't fell
C
didn't fall
D
did not falling

Slide 7 - Quizvraag

(Sophie / to bite) ____ Elize a few minutes ago?
A
Did Sophie bit
B
Did Sophie bite
C
Bit Sophie
D
Did Sophie biting

Slide 8 - Quizvraag

John ____ at school yesterday. (not / to be)
A
didn't was
B
didn't were
C
wasn't
D
weren't

Slide 9 - Quizvraag

My uncle (to visit) us this weekend.
A
visited
B
visiting
C
did visit
D
visit

Slide 10 - Quizvraag

(you / to close) the door?
A
closed you
B
did you close
C
did you closed
D
did you closing

Slide 11 - Quizvraag

Planning
Lesdoelen: vocab unit 1 beheersen, past simple beheersen, all/every/each beheersen
1) Woorden leren
2) Herhaling past simple
3) Herhaling all, every, each
4) LU opdracht
5) Maken opdracht §2.3

Slide 12 - Tekstslide

All / Every / Each
All = Allemaal; de gehele groep
All my friends
All the boys in the school
Every = ieder(e)/elke --> legt nadruk op afzonderlijke onderdelen van een groep
We see our parents every day.
Every country in the world has a capital city.
Each = Elk(e)/Ieder(e) --> Legt nog meer nadruk dan every (meestal 2 of minder)
Each of the two boys was very handsome.
We wanted to spend an hour at each of the two sights.

Slide 13 - Tekstslide

___ of the two students has three books.
A
all
B
every
C
each

Slide 14 - Quizvraag

There is a bus __ two hours.
A
all
B
every
C
each

Slide 15 - Quizvraag

___ of the children were excited.
A
all
B
every
C
each

Slide 16 - Quizvraag

We enjoyed ___ minute of our holidays.
A
all
B
every
C
each

Slide 17 - Quizvraag

Those lemons cost 25 cents ___.
A
all
B
every
C
each

Slide 18 - Quizvraag

Planning
Lesdoelen: vocab unit 1 beheersen, past simple beheersen, all/every/each beheersen
1) Woorden leren
2) Herhaling past simple
3) Herhaling all, every, each
4) LU opdracht
5) Maken opdracht §2.3

Slide 19 - Tekstslide

LessonUp opdracht 1
Zet de woorden tussen haakjes in de juiste vorm van de past simple en kies ook steeds tussen all / every / each

Typ de gehele zin inclusief leestekens
Maak geen gebruik van verkorte vormen

Verbeter je fouten! (ga naar de volgende/vorige pagina en dan terug om te kunnen wijzigen)

Slide 20 - Tekstslide

Shirley (not - to feed) her horse each/every/all day yesterday.

Slide 21 - Open vraag

The girls (to find) each/every/all hidden treasures.

Slide 22 - Open vraag

(The pupil / to study) hard for all/every/each of the two tests?

Slide 23 - Open vraag

The dog (not - to catch) all/every/each ball.

Slide 24 - Open vraag

(Victor / to like) all/every/each girl in his class?

Slide 25 - Open vraag

(you - to have) an answer to each/every/all question?

Slide 26 - Open vraag

They (to find) all/every/each missing key. (they were missing 2)

Slide 27 - Open vraag

My friend and I all/every/each (to do) our part of the assignment.

Slide 28 - Open vraag

No, she (not / to do) all/every/each of her homework.

Slide 29 - Open vraag

LessonUp opdracht 2
Verander de zinnen van bevestigend naar de correcte vorm

(-) = maak de zin ontkennend
(?) = maak de zin vragend

Typ de gehele zin over, inclusief leestekens, en maak geen gebruik van verkortingen

Slide 30 - Tekstslide

The suspect wore gloves. (-)

Slide 31 - Open vraag

He bought cinema tickets. (-)

Slide 32 - Open vraag

My mother ate all my cookies last night. (?)

Slide 33 - Open vraag

Teun paid attention to the lesson. (-)

Slide 34 - Open vraag

The dog dug a hole in the sand. (?)

Slide 35 - Open vraag

He took your bicycle without asking you first. (?)

Slide 36 - Open vraag

Planning
Lesdoelen: vocab unit 1 beheersen, past simple beheersen, all/every/each beheersen
1) Woorden leren
2) Herhaling past simple
3) Herhaling all, every, each
4) LU opdracht
5) Maken opdracht §2.3

Slide 37 - Tekstslide

Homework (Di 8/11/22)
1) Maken opdrachten §2.3 (1 t/m 10)

2) Maken alle opdrachten van de LessonUps van deze week

3) Leren voor de X-week

Slide 38 - Tekstslide