Hst.2 par. 2.1 De Griekse wereld

2.1 De Griekse Wereld
Hst. 2  Tijd van  Grieken en Romeinen
3000 v.Chr - 500 n.Chr
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 54 slides, met tekstslides en 8 videos.

Onderdelen in deze les

2.1 De Griekse Wereld
Hst. 2  Tijd van  Grieken en Romeinen
3000 v.Chr - 500 n.Chr

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

intro hst.2
- verzonken Romeinse stad
- groots rijk
- architectuur, kunst, beelden, luxe leven
- Romeinen bewonderen de Griekse cultuur en namen veel over van de Grieken (bouw, beeld, wetenschap, goden enz)

Slide 7 - Tekstslide

een verzonken Romeinse stad
https://www.youtube.com/watch?v=Q6D3d3aXF5o

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

kenmerkend aspect hst.2, par. 2.1 en 2.2
1. de ontwikkeling van het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de stadstaat
2. groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse  cultuur zich verspreidde
3. de klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur
4. confrontatie Gr-Rom cultuur en de Germaanse cultuur in NW- Europa

Slide 10 - Tekstslide

Par. 2.1

Slide 11 - Tekstslide

de Akropolis van Athene
akropolis = hoogste punt van de stad
burcht en tempels
Athene was rond 500 v chr. het centrum van de Griekse wereld, basis van de westerse beschaving
klopt dit ideaalbeeld wel helemaal???

Slide 12 - Tekstslide

vragen bij het filmpje
1.  Athene, een ideale plek om te wonen.....??? Nee dus....
noem drie negatieve aspecten van het Atheense leven
2. noem drie bestuursvormen die in het filmpje genoemd worden
3. wie mag wel/ wie mag niet meedoen aan de democratie
4. noem minstens vier hedendaagse begrippen die uit de Griekse oudheid stammen

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

De Griekse stadstaten
  • Griekenland was geen staat, zoals Egypte.
  • Griekenland bestond uit ruim 200 stadstaten/ poleis.
  • Elke polis had zijn eigen wetten en bestuur.
  • De stadstaten hadden regelmatig ook oorlog met elkaar.
  • Maar de poleis hadden ook veel gemeenschappelijk zoals bijvoorbeeld taal, godsdienst en cultuur.

Slide 16 - Tekstslide

Bestuursvormen
De verschillende poleis hadden allemaal andere bestuursvormen. 
  • monarchie - bestuur door een koning, deze kwam via erfopvolging op de troon
  • aristocratie - bestuur door een groep edelen (afkomst en rijkdom --> eigen wapenuitrusting)
  • tirannie - bestuur door een alleenheerser, via staatsgreep aan de macht
  • democratie - bestuur door " het volk" 

Slide 17 - Tekstslide

Democratie
-ontstond in de stadstaat Athene in 509 v. Chr.
-bedacht door Kleisthenes: een tiran werd verdreven en daarna werd een nieuwe bestuursvorm ingevoerd.
- democratie: bestuur in handen van de volksvergadering
- alleen inwoners met burgerschap mochten meedoen
==>. vrouwen, slaven en buitenlanders hadden echter geen burgerrecht

Slide 18 - Tekstslide

Dagelijks bestuur in Athene
Raad van Vijfhonderd: Deze raad had de dagelijkse leiding over de polis en deed voorstellen waarover de volksvergadering moest stemmen. Bijvoorbeeld belastingverhoging of oorlog voeren. 

Om mee te kunnen stemmen in de volksvergadering moest de burger zelf aanwezig zijn.

Slide 19 - Tekstslide

Verschillende soorten democratie
directe democratie - burgers stemmen zelf over politieke voorstellen (in een volksvergadering)

indirecte democratie - burgers stemmen op vertegenwoordigers die namens de burgers stemmen over politieke voorstellen

Slide 20 - Tekstslide

betrouwbaarheid bronnen
- heel moeilijk vast te stellen!!
- wel heel belangrijk om te weten!!
- fake news, social media (facebook ligt onder vuur//klokkenluider)
==> KRITISCH ZIJN!!!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

betrouwbaarheid bron
Waar moet ik naar kijken??
1. soort bron (geschreven of ongeschreven//openbaar of privé)
2. uit welke tijd (lang geleden of net gebeurd)
3. info over de maker (wie, wanneer, positie, doel)
4. inhoud van de bron:feiten of meningen, vooroordelen

Slide 24 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid
Iemands denken en doen wordt beïnvloed door:

Slide 25 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid
Iemands denken en doen wordt beïnvloed door:
Persoonlijke eigenschappen
Leeftijd, geslacht, opvoeding, opleiding, godsdienst, ervaringen, etc.

Slide 26 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid
Iemands denken en doen wordt beïnvloed door:
Persoonlijke eigenschappen
Leeftijd, geslacht, opvoeding, opleiding, godsdienst, ervaringen, etc.
Sociale positie
Heerser of onderdaan, rijk of arm, autochtoon of allochtoon, etc. 

Slide 27 - Tekstslide

Standplaatsgebondenheid
Iemands denken en doen wordt beïnvloed door:
Persoonlijke eigenschappen
Leeftijd, geslacht, opvoeding, opleiding, godsdienst, ervaringen, etc.
Sociale positie
Heerser of onderdaan, rijk of arm, autochtoon of allochtoon, etc. 
Tijd waarin iemand leeft
Economische crisis, oorlog, standen-samenleving, modern imperialisme, nationalisme, etc.

Slide 28 - Tekstslide

Suetonius
69-140
Tijdens de regering van keizer Nero werden er straffen opgelegd aan christenen, een soort mensen van een nieuw, boosaardig geloof.

Slide 29 - Tekstslide

Suetonius
69-140
Tijdens de regering van keizer Nero werden er straffen opgelegd aan christenen, een soort mensen van een nieuw, boosaardig geloof.
Persoonlijke eigenschappen
  • Romeinse man
  • Werkte voor de keizer.

Slide 30 - Tekstslide

Suetonius
69-140
Tijdens de regering van keizer Nero werden er straffen opgelegd aan christenen, een soort mensen van een nieuw, boosaardig geloof.
Persoonlijke eigenschappen
  • Romeinse man
  • Werkte voor de keizer.
Sociale positie
  • Afkomstig uit een rijke, heersende klasse.
  • Christenen behoorden tot de arme en onderdrukte klasse.

Slide 31 - Tekstslide

Suetonius
69-140
Tijdens de regering van keizer Nero werden er straffen opgelegd aan christenen, een soort mensen van een nieuw, boosaardig geloof.
Persoonlijke eigenschappen
  • Romeinse man
  • Werkte voor de keizer.
Sociale positie
  • Afkomstig uit een rijke, heersende klasse.
  • Christenen behoorden tot de arme en onderdrukte klasse.
Tijd waarin iemand leeft
  • Christendom werd beschouwd als een bijgeloof.
  • Veel christenen werden vervolgd.
  • De keizer werd als een god vereerd.

Slide 32 - Tekstslide

Let op!
Jij bent ook gebonden aan jouw standplaats
Persoonlijke eigenschappen
Jongen / meisje
Pubertijd
Geloof?
Nederlands
etc. 
Sociale positie
Scholier
Rijk of arm (of er tussen in)
Populair of niet zo
etc. 
Tijd waarin iemand leeft
21e eeuw
Gelijkheid en vrijheid
Social media
Vrede
Etc. 

Slide 33 - Tekstslide

Wij, met onze 21e-eeuwse normen en waarden: 
  • Hoe konden ze dit nou doen!
  • Dit is toch niet normaal?

Slide 34 - Tekstslide

Wij, met onze 21e-eeuwse normen en waarden: 
  • Hoe konden ze dit nou doen!
  • Dit is toch niet normaal?
  • Pas op met het veroordelen van zaken uit een andere tijd.
  • In de 17e eeuw waren er andere normen en waarden en andere omstandigheden dan nu.

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Jan Pieterszoon Coen: 1587-1629
  • Persoonlijke eigenschappen 
Man, katholiek, zoon van koopman, opleiding in Rome tot koopman
  • Sociale positie
Gouverneur-generaal van de VOC, nam belangrijke beslissingen
  • Tijd waarin hij leefde
16e en 17e eeuw: Strijd om specerijen, 'Gouden Eeuw'

Slide 37 - Tekstslide

Standbeeld: 1893
  • Persoonlijke eigenschappen 
Ferdinand Leenhoff (maker), beeldhouwer, 
  • Sociale positie
Uitvoerder van de opdracht, die van een landelijk comité kwam.
  • Tijd waarin hij leefde
19e eeuw: nationalisme, trots op geschiedenis, op zoek naar identiteit.

Slide 38 - Tekstslide

Tegenstanders van standbeeld: 21e eeuw
  • Persoonlijke eigenschappen 
Verschilt per persoon
  • Sociale positie
Gewone burgers, sommige politici
  • Tijd waarin hij leefde
21e eeuw: gelijkheid is zeer belangrijk geworden. Slechte dingen uit de geschiedenis mogen van velen geen podium krijgen.

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Video

Slide 41 - Video

   Denken over natuur en gezondheid
Mythologisch wereldbeeld:
  • De Grieken zagen in hun leven en in de natuur overal goden.
  • Godenverhalen (=mythen)  verklaarden de natuurverschijnselen (= mythologisch denken)
  • Bij ziektes en ander onheil offerden de Grieken aan de goden om het onheil af te wenden.

Slide 42 - Tekstslide

Denken over natuur en gezondheid
  • Wetenschappelijk denken:
  • In de 6e eeuw vC ontstond er kritiek op het mythisch denken.Sommige Grieken gingen op zoek naar logische verklaringen van verschijnselen. Deze Grieken noemen we filosofen.
  • Bekende filosofen zijn bijv. Hippocrates (geneeskunde) en Pythagoras (wiskunde)
  • Filosofen nemen waar en onderzoeken om tot een conclusie te komen, dit is de basis van wetenschappelijk denken.

Slide 43 - Tekstslide

Denken over mens en samenleving
  • Filosofen stellen overal vragen over en proberen die te bewijzen door logische argumenten en bewijzen.
  • Sommige filosofen onderzoeken vooral de mens zelf.
  • Waar komt gedrag en karakter vandaan, was hun vraag.
  • belangrijke filosofen zijn: Socrates, Plato en Aristoteles

Slide 44 - Tekstslide

Slide 45 - Tekstslide

Slide 46 - Video

Slide 47 - Tekstslide

        De verspreiding van de Griekse cultuur
  • In 338 v. Chr. kwam er een einde aan de zelfstandig poleis; de Macedonische koning Philippos II veroverde Griekenland
  • Maar dit betekende niet het einde van de Griekse cultuur en wetenschap; integendeel! 
  • Phillipos' zoon Alexander de Grote veroverde rond 330 v. Chr. het Perzische Rijk, dat zich uitstrekte van Egypte tot India.
  • Ook hier wordt de Griekse  cultuur ingevoerd 

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video

Slide 50 - Tekstslide

De verspreiding van de Griekse cultuur
  • De Grieken, die zich gingen vestigen in het veroverde gebied, hielden vast aan hun taal en gewoontes. 
  • Voorbeelden zijn: architectuur, sportscholen, tempels, theaters en natuurlijk de taal en goden. 

Slide 51 - Tekstslide

Slide 52 - Tekstslide

Denken over natuur en gezondheid
  • In de 6e eeuw vC ontwikkelde zich het wetenschappelijk denken. Sommige Grieken gingen op zoek naar logische verklaringen van verschijnselen. Deze Grieken noemen we filosofen.
  • Bekende filosofen zijn Hippocrates (geneeskunde) Pythagoras (wiskunde)
  • Filosofen nemen waar en onderzoeken om tot een conclusie te komen, dit is de basis van wetenschappelijk denken.

Slide 53 - Tekstslide

Plato was een Griekse filosoof en schrijver, leerling van Socrates en leraar van Aristoteles. Hij is één van de invloedrijkste denkers in de Westerse filosofie. Hij is ook de stichter van de Atheense Akademia, het eerste instittuut voor hoger onderwijs in het westen. Rafaël schilderde Plato als Leonardo da Vinci.
Aristoteles was een Griekse filosoof en wetenschapper die samen met Socrates en Plato worden beschouwd als één van de invloedrijkste klassieke filosofen uit het westen. Hij was lid van Plato's Akademeia. Aristotles is de leermeester van Alexander de Grote.
Socrates was een klassieke Griekse filosoof. Hij wordt beschouwd als één van de grondleggers van de westerse filosofie. Hij heeft zelf niks opgeschreven, alles is later opgeschreven door zijn leerlingen waaronder Plato. 
Pythagoras was filosoof die tegenwoordig vooral bekendheid geniet vanwege zijn wiskundige stelling; Stelling van Pythagoras (A²+B²=C²)
Archimedes wordt gezien als één van de grootste wiskundige allertijden. In zijn eigen tijd werd hij vooral gewaardeerd vanwege zijn natuurkundige en technische uitvindingen. Er is een natuurkundige wet naar hem vernoemd die nog steeds bij natuurkunde wordt gevraagd; wet van Archimedes en hij is bekend van zijn hefboom.
Archimedes zou gezegd hebben met betrekking tot de hefboom: Geef me een plaats om te staan en ik breng de aarde in beweging.
- Athene had angst voor machtige leider: volksvergadering en democratie
- filosofen debateerden of democratie wel het juiste was
hoe te herkennen in vraag/ bron:

wetenschap:
- experimenten
- nadenken over natuurverschijnselen

politiek:
- burgerrechten
- volksvergadering

Slide 54 - Tekstslide