Chapitre 6 bron H, hv-vmbo

Aller en de futur proche
Chapitre 6
Bron H
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1Leerjaar 1

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Aller en de futur proche
Chapitre 6
Bron H

Slide 1 - Tekstslide



Leerdoelen: Het werkwoord  aller en de futur proche

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg
De FUTUR PROCHE, in het Nederlands de nabije toekomst, is een werkwoordtijd. Het drukt iets uit dat zo dadelijk of straks gaat gebeuren. Bij de nabije toekomst gebruiken we het werkwoord gaan + hele werkwoord (ik ga bezoeken), en in het Frans is dat precies hetzelfde werkwoord: ALLER + infinitif (je vais visiter)

Slide 3 - Tekstslide

Noem een paar hele werkwoorden die je geleerd hebt.

Slide 4 - Woordweb

Slide 5 - Video

Wat is de futur proche?
A
Tegenwoordige tijd
B
Nabije toekomst
C
Verleden tijd
D
Voltooid tegenwoordige tijd

Slide 6 - Quizvraag

Vertaal: Wij gaan luisteren.
A
tu vas manger
B
j'ai écouté
C
on allons parler
D
nous allons écouter

Slide 7 - Quizvraag

Wat heb jij nodig om een futur proche te maken?
A
avoir + hele werkwoord
B
Aller + hele werkwoord
C
être + werkwoord
D
Aller+ voltooid deelwoord

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal: Ik ga ontmoeten
A
Je va rencontrer
B
Je vons rencontrer
C
Je vais rencontrer
D
Tu vais rencontré

Slide 9 - Quizvraag

Vertaal: Wij gaan praten
A
Vous allez parler
B
Nous allez parlé
C
Vous allons parlé
D
Nous allons parler

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: Jullie gaan lachen
A
Vous allons rigoler
B
Vous allez rigoler
C
Nous allez rigolons
D
Vous rigoler allez

Slide 11 - Quizvraag

Vertaal: Anissa en Anouk gaan eten
A
Elles vont manger
B
Nous vont manger
C
Ils vont manger
D
Elles va manger

Slide 12 - Quizvraag

Vertaal de volgende zin: Je vais regarder un film.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video