1th - 12 mei 2020

Le programme
9.30-10.00 les (teams + zelfstandig)
- les nombres herhalen
- spreekopdracht
- getallen leren
- 10.00-10.15 pauze 
- 10.15 - 10.45 les (teams)
- twee voorbeelden 
- bingo

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Le programme
9.30-10.00 les (teams + zelfstandig)
- les nombres herhalen
- spreekopdracht
- getallen leren
- 10.00-10.15 pauze 
- 10.15 - 10.45 les (teams)
- twee voorbeelden 
- bingo

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wie is het?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Groepjes maken!
- 1e persoon bovenaan maakt chat aan + voegt anderen toe 
- spreekopdracht
- getallen leren
10.15 terug in teams. 

Slide 6 - Tekstslide

Bingo
Maak een tabel met 9 vakjes.
Zet er alleen cijfers in van 60 t/m 100.
Je mag de cijfers niet uitschrijven.
Volle kaart = bingo + kaart laten zien!
 
60
61
100
70
68
89
93
77
84

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Uitdagende opdracht
- geboortedatum 
- 1988 
- 9999
- 2776

Slide 14 - Tekstslide

Parler!

Slide 15 - Tekstslide

Un jean, ça coûte combien? 
 81 euros, c'est / ce n'est pas cher

Slide 16 - Tekstslide

Le futur proche = De nabije toekomst

De FUTUR PROCHE betekent in het Nederlands de nabije toekomst.
Het drukt iets uit dat zo meteen of straks gaat gebeuren.
Bij de futur proche gebruiken we het werkwoord gaan + hele werkwoord:
Bijvoorbeeld:
- Ik ga eten
- Ik ga slapen
- Hij gaat voetbal spelen

In het Frans is dat precies hetzelfde werkwoord: Aller + infinitif ( hele werkwoord)

- Ik ga eten  Je vais manger
- Wij gaan slapen  Nous allons dormir
- Hij gaat voetbal spelen  Il va jouer au football

 Wanneer je iets wilt uitdrukken dat je zo direct of zometeen of straks gaat doen, gebruik je het werkwoord gaan + hele werkwoord: ik ga (zo meteen) lopen. Hierbij staat meestal wel precies het tijdstip wanneer dit gaat gebeuren, het is immers nabij. In het Frans gaat dat net zo: je vais marcher tout à l'heure (ik ga zo lopen).
Dus: de nabije toekomst in het Frans gebeurt, eigenlijk net als in het Nederlands, met het werkwoord ALLER (gaan) + het hele werkwoord.
 ALLER wordt wel vervoegd door het onderwerp, maar de infinitief, het hele werkwoord, blijft een heel werkwoord en wordt dus niet vervoegd. Het is dus belangrijk om de vervoeging van ALLER te kennen!



Le futur proche = De nabije toekomst

De FUTUR PROCHE betekent in het Nederlands de nabije toekomst.
Het drukt iets uit dat zo meteen of straks gaat gebeuren.
Bij de futur proche gebruiken we het werkwoord gaan + hele werkwoord:
Bijvoorbeeld:
- Ik ga eten
- Ik ga slapen
- Hij gaat voetbal spelen

In het Frans is dat precies hetzelfde werkwoord: Aller + infinitif ( hele werkwoord)

- Ik ga eten  Je vais manger
- Wij gaan slapen  Nous allons dormir
- Hij gaat voetbal spelen  Il va jouer au football

Slide 17 - Tekstslide


 nabij. In het Frans gaat dat net zo: je vais marcher tout à l'heure (ik ga zo lopen).
Dus: de nabije toekomst in het Frans gebeurt, eigenlijk net als in het Nederlands, met het werkwoord ALLER (gaan) + het hele werkwoord.
 ALLER wordt wel vervoegd door het onderwerp, maar de infinitief, het hele werkwoord, blijft een heel werkwoord en wordt dus niet vervoegd. Het is dus belangrijk om de vervoeging van ALLER te kennen!

 Wanneer je iets wilt uitdrukken dat je zo direct of zometeen of straks gaat doen, gebruik je het werkwoord gaan + hele werkwoord: ik ga (zo meteen) lopen. Hierbij staat meestal wel precies het tijdstip wanneer dit gaat gebeuren, het is immers nabij. In het Frans gaat dat net zo: je vais marcher tout à l'heure (ik ga zo lopen).
Dus: de nabije toekomst in het Frans gebeurt, eigenlijk net als in het Nederlands, met het werkwoord ALLER (gaan) + het hele werkwoord.
 ALLER wordt wel vervoegd door het onderwerp, maar de infinitief, het hele werkwoord, blijft een heel werkwoord en wordt dus niet vervoegd. Het is dus belangrijk om de vervoeging van ALLER te kennen!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Noem een paar hele werkwoorden die je geleerd hebt.

Slide 21 - Woordweb

0

Slide 22 - Video

Wat is de futur proche?
A
Tegenwoordige tijd
B
Nabije toekomst
C
Verleden tijd
D
Voltooid tegenwoordige tijd

Slide 23 - Quizvraag

Vertaal: Wij gaan luisteren.
A
tu vas manger
B
j'ai écouté
C
on allons parler
D
nous allons écouter

Slide 24 - Quizvraag

Wat heb jij nodig om een futur proche te maken?
A
avoir + hele werkwoord
B
Aller + hele werkwoord
C
être + werkwoord
D
Aller+ voltooid deelwoord

Slide 25 - Quizvraag

Vertaal: Ik ga ontmoeten
A
Je va rencontrer
B
Je vons rencontrer
C
Je vais rencontrer
D
Tu vais rencontré

Slide 26 - Quizvraag

Vertaal: Wij gaan praten
A
Vous allez parler
B
Nous allez parlé
C
Vous allons parlé
D
Nous allons parler

Slide 27 - Quizvraag

Vertaal: Jullie gaan lachen
A
Vous allons rigoler
B
Vous allez rigoler
C
Nous allez rigolons
D
Vous rigoler allez

Slide 28 - Quizvraag

Vertaal: Anissa en Anouk gaan eten
A
Elles vont manger
B
Nous vont manger
C
Ils vont manger
D
Elles va manger

Slide 29 - Quizvraag

Vertaal de volgende zin: Je vais regarder un film.

Slide 30 - Open vraag

Nog extra uitleg: zie filmpje magister!

Slide 31 - Tekstslide

0

Slide 32 - Video

Getallen dictee!

Slide 33 - Tekstslide

Voor de volgende keer!
Onder andere:  
- Aller
- Bingo!

Slide 34 - Tekstslide