3.5 - Het immuunsysteem (H3)

Thema 3
Bloedsomloop
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 3
Bloedsomloop

Slide 1 - Tekstslide

Hoofdstuk 3 - De bloedsomloop
3.1 - Bloed
3.2 - De bloedsomloop
3.3 - Het hart
3.4 - Uitscheiding  (herhalen)
3.5 - Het immuunsysteem
3.6 - Gezond leven

Slide 2 - Tekstslide

3.4 Uitscheiding
Herhaling: Een aantal vragen


Slide 3 - Tekstslide

De nieren liggen.....
A
Laag in de buikholte
B
In het midden van de buikholte
C
Hoog in de buikholte
D
In de borstholte

Slide 4 - Quizvraag

Wat doen de nieren?
A
Afvalstoffen uit het bloed halen
B
Zuurstof aan het bloed toevoegen
C
Voedingstoffen aan het bloed toevoegen

Slide 5 - Quizvraag

Van buiten naar binnen bestaat de nier uit....
A
Nierschors, niermerg, nierbekken
B
Niermerg, nierbekken, nierschors
C
Nierbekken, niermerg, nierschors
D
Nierschors, nierbekken, niermerg

Slide 6 - Quizvraag

Van waaruit wordt bloed aangevoerd aan de nieren?
A
Vanuit de Aorta (nierslagader)
B
Vanuit de onderste holle ader (nierader)
C
Vanuit de buikslagaders
D
Vanuit de buikaders

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

3.5 Immuniteit

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoelen basisstof 5
Je kunt uitleggen:
1.  wat antigenen en antistoffen zijn
2. hoe antistoffen bescherming bieden tegen infecties

Je kunt omschrijven:
4. op welke wijze immuniteit kan ontstaan
3. wat er aan de hand is bij een allergie

Slide 10 - Tekstslide

Filmpje antigenen en antistoffen



https://www.youtube.com/watch?v=4LR5upXPXtw

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een antigeen?
A
Een eiwit dat het lichaam gebruikt voor bescherming tegen ziekteverwekkers
B
Een binnengedrongen bacterie of virus
C
een lichaamscel die wordtaangevallen door een binnegedrongen micro-organisme
D
een lichaamsvreemd molecuul dat een afweereactie oproept

Slide 12 - Quizvraag

Wat is in dit plaatje de antistof?
A
Geel
B
Oranje
C
Blauw
D
Die is niet te zien

Slide 13 - Quizvraag

Immuniteit is:
A
Dat een organisme geen last heeft van een ziekteverwekker
B
Dat een organisme geheugencellen aanmaakt tegen een ziekteverwekker
C
Dat een ziekteverwekker een organisme niet in kan komen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is natuurlijke immuniteit?
A
je bent gevaccineerd en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
B
Je bent ziek geweest en hebt daardoor antistoffen tegen de ziekte.
C
je bent immuun door een vaccinatie
D
je bent immuun zonder ziek geweest te zijn.

Slide 15 - Quizvraag

Kunstmatige immuniteit
A
immuniteit die ontstaat doordat je al een keer een bepaalde ziekte hebt gehad
B
immuniteit die ontstaat door inenting met een vaccin
C
Lichaamsvreemde stoffen die geen ziekte veroorzaken

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Vaccinatiegraad
Hoeveel % van de mensen is gevaccineerd

Slide 18 - Tekstslide

Allergie
Lichaam reageert sterk op 'onschuldige' stoffen alsof het ziekteverwekkers zijn
Voorbeeld: pollen, kattenhaar, noten

Gevolg: Opgezwollen slijmvliezen, dikke lippen, rode vlekken, benauwd
Anafylactische reactie

Slide 19 - Tekstslide

Zelfstandig werken
3.5 maken online
ook in je boek :) 
en met muziek (oortjes)

blz. 218:
opdr 1 2 3 4 6 7 8 9 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Witte bloedcel die ziekteverwekkers op eet 
("vreetcel" of macrofaag)

Slide 22 - Tekstslide

Andere witte bloedcellen maken antistoffen en schakelen zo de ziekteverwekker uit
Dit gaat sneller en zorgt ervoor dat je minder of niet ziek wordt!

Slide 23 - Tekstslide