COM week 3 (les Luca)

Communicatie 

Lesweek 3

Nienke Grobbe

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Communicatie 

Lesweek 3

Nienke Grobbe

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning 
- Terugblik vorige les
- Theorie hoofdstuk 2.1
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Tekstslide

Communicatie - Hoofdstuk 1
Opdracht: 
- Je ontvangt van de docent een briefje met daarop de naam van de medestudent.
- Je gaat deze student observeren en aan het einde van de les geef je deze student feedback.
- Je geeft positieve én opbouwende feedback aan de hand van de vijf regels:

1. Beschrijf het gedrag dat je zelf hebt gezien/ waargenomen.
2. Gebruik een ik-boodschap
3. Vertel wat het effect is van het gedrag
4. Geef de ander de ruimte om te reageren
5. Beschrijf het gewenste gedrag

Slide 3 - Tekstslide

Onderuitgezakt in je stoel zitten is een voorbeeld van ....
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie
C

Slide 4 - Quizvraag

Welke stelling klopt er niet?
A
Je referentiekader wordt bepaald door je waarden en normen
B
Mensen uit hetzelfde gezin hebben hetzelfde referentiekader

Slide 5 - Quizvraag

Hoe ziet het stappenplan 'feedback geven' eruit?

Slide 6 - Open vraag

Jij geeft een collega feedback omdat zij veel met haar telefoon bezig was tijdens de dienst. Hierdoor is ze vergeten om 2 cliënten in bed te helpen en moest jij dit overnemen. Jij geeft haar feedback en haar reactie is....
Ontkenning
Verdringing
Rationalisatie
Projectie
"Nou, ik werd geappt met een belangrijk bericht en ik moest hier op reageren dus dat was op dit moment belangrijker.
"Niet altijd direct zo moeilijk doen, jij zit ook vaak genoeg op je telefoon en dan help ik jou met je cliënten"
"Ik heb niet veel op mijn telefoon gezeten en die cliënten konden het ook prima zelf"
Ik kan het mij niet meer herinneren, volgens mij heb ik alles gedaan wat ik moest doen

Slide 7 - Sleepvraag

Waar denk jij aan bij het woord 'beroepshouding'?

Slide 8 - Open vraag

Beroepshouding
Beroepshouding = de eigenschappen en het gedrag waarover iemand in zijn beroeps dient te beschikken om zijn beroep goed uit te oefenen. 

Grondhouding = de basishouding die bij je persoonlijkheid hoort en onlosmakelijk verbonden is met je normen en waarden. Het is de manier waarop jij je in bepaalde situaties gedraagt. 

Je grondhouding omvat drie aspecten. Die aspecten zijn:
  1. Gevoelsmatig aspect (wat voel je ergens bij)
  2. Verstandelijk aspect (kennis over onderwerpen)
  3. Ethisch aspect (wat je wel en niet belangrijk vindt)

Slide 9 - Tekstslide

Het is 3.00 uur ’s nachts en je bestelt met je vriendinnen het laatste drankje voordat jullie naar huis gaan. De kroeg is nog steeds overvol waardoor je per ongeluk iemand aanstoot. Je zegt sorry maar de ander reageert erg fel. Ze is boos en scheld je uit.

Hoe ga je reageren? Niet reageren = negeren. Dit is ook een antwoord.

Slide 10 - Open vraag

Je bent in het verzorgingstehuis bij je oma op bezoek en jullie zitten te genieten van het zonnetje in de gezamenlijke tuin. Naast jullie zitten er andere mensen van de groep waar je oma verblijft. De dienst is net gewisseld en je ziet dat er een nieuwe begeleider is. De nieuwe begeleider rookt waar de cliënten bij zijn, terwijl er niet gerookt mag worden op het terrein. Je ziet dat enkele cliënten last hebben van de rook.

Wat ga je hier mee doen?

Slide 11 - Open vraag

Je loopt stage bij Aveleijn, een woongroep voor mensen met een verstandelijke beperking. Volgens het ontvangen rooster ben je aanstaande vrijdag vrij en om deze reden heb je wat leuks met vrienden gepland. Nu is er iemand ziek en wordt jij gevraagd om in te vallen. Je wilt eigenlijk niet maar ze lijken erg hoog te zitten.

Wat doe je?

Slide 12 - Open vraag

Wat zijn belangrijke kwaliteiten / aspecten van de beroepshouding binnen de Maatschappelijke Zorg?

Slide 13 - Open vraag

Aspecten van je beroepshouding
Je beroepshouding bestaat uit een aantal verschillende aspecten. Iemand met een goede beroepshouding toont:

  • respect;
  • deskundigheid;
  • bereidheid en zorgvuldigheid;
  • empathie;
  • betrouwbaarheid en integriteit;
  • representativiteit;
  • transparantie en veiligheid.






Slide 14 - Tekstslide

Respect
Deskundigheid
Bereidheid
Betrouwbaarheid, integriteit
Transparantie
Zorgvuldigheid
Empathie
De cliënt kan zichzelf zijn en je behandelt de cliënt wel op dezelfde professionele, vriendelijke wijze als je zou doen met iemand met wie je het wel eens bent.
Je bent op de hoogte van de actuele kennis en nieuwe, recente inzichten. 
Je komt afspraken na, neemt initiatief, komt op tijd en denkt actief mee met de cliënt of de organisatie.
Je bent open en eerlijk en niet omkoopbaar. Een cliënt moet jou kunnen vertrouwen
Je bent duidelijk in wat je verwacht en bespreekt zaken waar je tegenaan loopt
Je hebt oprechte interesse in de cliënt en leeft je in in zijn/haar situatie
Je handelt binnen de wettelijke kaders 

Slide 15 - Sleepvraag

Aan de slag!
Digitale leeromgeving
- Licentie Communicatie & Ondersteunen, module 1, hoofdstuk 2
- Opdracht niveau 4: opdracht 1 t/m 6

- Daarna: afmaken opdrachten hoofdstuk 1

Voor de volgende les een persoonlijk eigendom meenemen!

Slide 16 - Tekstslide

Terugkoppeling
Nabespreking
- Wie heb je geobserveerd?
- Wat is je feedback?
Je geeft positieve én opbouwende feedback aan de hand van de vijf regels:

1. Beschrijf het gedrag dat je zelf hebt gezien/ waargenomen.
2. Gebruik een ik-boodschap
3. Vertel wat het effect is van het gedrag
4. Geef de ander de ruimte om te reageren
5. Beschrijf het gewenste gedrag

Slide 17 - Tekstslide