Feit, mening en argument LLK 1.5

1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een feit?

Slide 2 - Open vraag

Feit
Feiten zijn waar. Een voorbeeld van een feitelijke uitspraak is: 'In achttien steden in Nederland kun je een deelscooter huren.'

Je kunt controleren of deze uitspraak waar of niet waar is.
Je kunt er niet over discussiëren. 

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een mening?

Slide 4 - Open vraag

Mening
Bij een mening gaat het niet om iets wat waar of onwaar is, maar je kunt het ermee eens of oneens zijn.

Bijvoorbeeld: 
'Scooters zouden verboden moeten worden.'
De één vindt van niet, de ander van wel.

Slide 5 - Tekstslide

Wat is een argument?

Slide 6 - Open vraag

Argument
Om een ander te overtuigen van jouw mening, gebruikt iemand argumenten. Een argument is een reden. 

Bijvoorbeeld: 
(mening) Scooters zouden verboden moeten worden, omdat (argument) ze voor veel parkeeroverlast zorgen. 

Slide 7 - Tekstslide

Oranje is een mooie kleur.
A
Feit
B
Mening

Slide 8 - Quizvraag

De muziek van Snelle is mooi.
A
Mening
B
Feit

Slide 9 - Quizvraag

Willem-Alexander is koning van Nederland.
A
Feit
B
mening

Slide 10 - Quizvraag

Het openbaar vervoer moet voor iedereen gratis zijn.
A
Feit
B
Mening

Slide 11 - Quizvraag

Eerste kerstdag valt op 25 december.
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag

Sign424 en MV424
zijn de leukste klassen.
A
Feit
B
Mening

Slide 13 - Quizvraag

Het is goed dat ik voor deze opleiding heb gekozen.

Schrijf op: eens of oneens
en geef er minstens 1 goed argument bij

Slide 14 - Open vraag

Aan de slag! 
LLK 1.5, opdracht 1 en 2 en kies nog 1 opdracht van 3, 4, Extra opdracht 1 of 
Extra opdracht 2. Bij een oranje kruisje maak je alleen opdracht 4 en 5. 

Klaar? Zoek een informatieve tekst die jij interessant vindt van ongeveer 1 A4 en stuur die aan mij als Wordbestand. 


 

Slide 15 - Tekstslide