Feiten, meningen en argumenten

Wat gaan we doen?
1e uur
Datum oefenexamen
Lesdoel kort bespreken
Korte video over feiten en meningen
Quiz: feit of mening?
Zelfstandig werken + opdrachten nakijken


1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
1e uur
Datum oefenexamen
Lesdoel kort bespreken
Korte video over feiten en meningen
Quiz: feit of mening?
Zelfstandig werken + opdrachten nakijken


Slide 1 - Tekstslide

Oefenexamen
21 november proefexamen Lezen en Kijken & Luisteren

Bij het officiële examen moet je je een aanmeldformulier inleveren.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
2e uur
Uitleg over argumenten
Oefenen met argumenteren 
Kijken en Luisteren opdracht 

Slide 3 - Tekstslide

Datum toets
Donderdag 3 november 2e uur:
Lezen
Kijken + Luisteren 

Slide 4 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
2e uur
Uitleg argumenten
Oefenen met argumenteren
Kijken en luisteren: debat


Slide 5 - Tekstslide

Lesdoel
  • Je weet wat feiten en meningen zijn
en je kan van beide een voorbeeld geven. 
  • je kan in een tekst feiten en meningen herkennen. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Feiten 
Feiten: zijn dingen die echt zo zijn. Je kunt controleren of ze waar/onwaar zijn. --> objectief
  1. Er staan nu 30% minder koeien in de wei dan vorig jaar.
  2. In 1985 liepen er zomers 2.3 miljoen koeien in de wei.

Vraag je wel altijd af of een feit geloofwaardig is. Soms zijn ze namelijk lastig te checken. Wees kritisch!

Slide 8 - Tekstslide

Mening
Mening: zijn dingen waar je het mee eens of oneens kan zijn. 
--> subjectief
  1. Het is een mooi gezicht: grazende koeien in de wei
  2. Veel meer boeren zouden hun koeien naar buiten moeten doen.

Meningen herken je (vaak) aan signaalwoorden: ik vind..., volgens mij...

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf op wat een feit/mening is en geef voorbeelden

Slide 10 - Woordweb

Feit of mening?
M&M's zijn de lekkerste snoepjes
A
Mening
B
Feit

Slide 11 - Quizvraag

Feit of mening?
M&M's zijn snoepjes die bedacht zijn in Amerika
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag

Feit of mening?


Een normaal zakje M&M's bevat een vaste verdeling van bruine, rode, gele, groene en oranje en blauwe M&M's
Een normaal zakje M&M's bevat een vaste verdeling van groene, rode, blauwe, gele, bruine en oranje M&M's
A
Mening
B
Feit

Slide 13 - Quizvraag

Feit of mening?
Ik heb liever de gele verpakking M&M's
A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quizvraag

Feit of mening?
M&M's zijn, volgens mijn moeder, veel te duur
A
Mening
B
Feit

Slide 15 - Quizvraag

Feit of mening?
Elke M&M wordt bedrukt met een kleine letter 'm'
A
Feit
B
Mening

Slide 16 - Quizvraag

Opdrachten maken
Maak opdracht 2, 3 en 4 op blz. 86-90.

Deze opdrachten bespreken we aan het einde van uur 1.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Link

Argumenten
Als je een mening vertelt, kan je met een argument uitleggen waarom je deze mening hebt. 

Met goede argumenten kan je een ander overtuigen

Slide 19 - Tekstslide

Mening: Op school moeten we alles op de laptop doen.
Geef een nutteloos en een waardevol argument.

Slide 20 - Woordweb

Maak een keuze en geef argumenten.

1. Je moet altijd een anker meesleuren.
2. Alles wat je laat vallen, raak je voor altijd kwijt.

Slide 21 - Open vraag

Argumenten
Argumenten kan je ook in een tekst tegenkomen. Let dan op de volgende signaalwoorden:
  • omdat, daarom, dus, om die reden.
  • doordat, daardoor, waardoor, zodat.
  • met het doel dat, om te, opdat, teneinde, waartoe.
  • want, namelijk, immers.
  • zodat, met het gevolg dat, ten gevolge van.

Slide 22 - Tekstslide

Wat is in deze zin het argument?
Ik vind dat sporten goed is, want het helpt me tegen verveling.

Slide 23 - Open vraag

Wat is in deze zin het argument?
Deelscooters zouden verboden moeten worden, omdat ze voor parkeeroverlast zorgen.

Slide 24 - Open vraag

Stelling: Jongeren moeten verplicht tot hun 18e deel uitmaken van een sportclub

Geef 3 argumenten voor en 3 argumenten tegen deze stelling.

Slide 25 - Open vraag

Kijken en luisteren
We gaan een stukje van een debat kijken. 

Lees de vragen en onderstreep hoofdzaken. Zo weet je waar je op moet letten tijdens het kijken.

Beantwoord de vragen (als dat lukt) tijdens het kijken. 

Slide 26 - Tekstslide