Week 19 Ne 3B/K H5 Lezen: mening, argument en conclusie

Mening, argument en conclusie
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Mening, argument en conclusie

Slide 1 - Tekstslide

Lezen H5
Leerdoelen van deze les: 
  • Je weet het verschil tussen een mening, argument en conclusie.
  • Je weet aan welke signaalwoorden je een mening, argument of conclusie kunt herkennen.

Slide 2 - Tekstslide

feit, mening, argument, conclusie

Feit, mening, argument of conclusie?


Slide 3 - Tekstslide

Mening, argument en conclusie

Slide 4 - Tekstslide

Is de laatste zin van alinea 1 een feit, mening,
 argument of conclusie?

Slide 5 - Tekstslide

Mening, argument en conclusie
Signaalwoorden: 
Mening: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, ik denk

Argument: want, omdat, namelijk, immers

Conclusie: dus, concluderend, dat betekent

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Feiten 
Feiten: zijn dingen die echt zo zijn. Je kunt controleren of ze waar/onwaar zijn. --> objectief
  1. Er staan nu 30% minder koeien in de wei dan vorig jaar.
  2. In 1985 liepen er zomers 2.3 miljoen koeien in de wei.

Vraag je wel altijd af of een feit geloofwaardig is. Soms zijn ze namelijk lastig te checken. Wees kritisch!

Slide 8 - Tekstslide

Mening
Mening: zijn dingen waar je het mee eens of oneens kan zijn. 
--> subjectief
  1. Het is een mooi gezicht: grazende koeien in de wei
  2. Veel meer boeren zouden hun koeien naar buiten moeten doen.

Meningen herken je (vaak) aan signaalwoorden: ik vind..., volgens mij...

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf op wat een feit/mening is en geef voorbeelden

Slide 10 - Woordweb

Feit of mening?
M&M's zijn de lekkerste snoepjes
A
Mening
B
Feit

Slide 11 - Quizvraag

Feit of mening?
M&M's zijn snoepjes die bedacht zijn in Amerika
A
Feit
B
Mening

Slide 12 - Quizvraag

Feit of mening?


Een normaal zakje M&M's bevat een vaste verdeling van bruine, rode, gele, groene en oranje en blauwe M&M's
Een normaal zakje M&M's bevat een vaste verdeling van groene, rode, blauwe, gele, bruine en oranje M&M's
A
Mening
B
Feit

Slide 13 - Quizvraag

Feit of mening?
Ik heb liever de gele verpakking M&M's
A
Feit
B
Mening

Slide 14 - Quizvraag

Feit of mening?
M&M's zijn, volgens mijn moeder, veel te duur
A
Mening
B
Feit

Slide 15 - Quizvraag

Feit of mening?
Elke M&M wordt bedrukt met een kleine letter 'm'
A
Feit
B
Mening

Slide 16 - Quizvraag

Argumenten
Als je een mening vertelt, kan je met een argument uitleggen waarom je deze mening hebt. 

Met goede argumenten kan je een ander overtuigen

Slide 17 - Tekstslide

Argumenten
Argumenten kan je ook in een tekst tegenkomen. Let dan op de volgende signaalwoorden:
  • omdat, daarom, dus, om die reden.
  • doordat, daardoor, waardoor, zodat.
  • met het doel dat, om te, opdat, teneinde, waartoe.
  • want, namelijk, immers.
  • zodat, met het gevolg dat, ten gevolge van.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is in deze zin het argument?
Ik vind dat sporten goed is, want het helpt me tegen verveling.

Slide 19 - Open vraag

Wat is in deze zin het argument?
Deelscooters zouden verboden moeten worden, omdat ze voor parkeeroverlast zorgen.

Slide 20 - Open vraag

Stelling: Jongeren moeten verplicht tot hun 18e deel uitmaken van een sportclub

Geef 3 argumenten voor en 3 argumenten tegen deze stelling.

Slide 21 - Open vraag

Rondvraag
Zijn er nog vragen?

Slide 22 - Tekstslide


Wat heb je geleerd?

Hoe heb je dat geleerd?

Slide 23 - Tekstslide

Leerdoel: 
- Ik kan onderscheid maken tussen meningen, argumenten en de conclusie van een tekst. 
Maken: 
H5 Lezen: opdracht 1 (boek blz. 124/125)

Klaar? 
- Nakijken/verbeteren
- Lezen

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoel: 
- Ik kan onderscheid maken tussen meningen, argumenten en de conclusie van een tekst. 
Maken: 
H5 Lezen: opdracht 2 (boek blz. 125/126)

Klaar? 
- Nakijken/verbeteren
- Lezen

Slide 27 - Tekstslide