2HV adjectives and adverbs

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Goal of this lesson

I can use adjectives and adverbs correctly.

Adjectives and adverbs

Adjectives = bijvoeglijk naamwoord

Een adjective zegt iets over een zelfstandig naamwoord:

A beautiful house.
An old man.
A famous actress.
A talented footballer.

Je zet een adjective VOOR een zelfstandig naamwoord. 

Adjectives and adverbs

Je kan adjectives ook achter bepaalde ww zetten zoals:
to be, to look, to appear en to seem.

I look amazing in my new clothes.

She seems nice when she talks.

We are serious about this topic.

They appear shocked after hearing the news.

Adjectives and adverbs

Always, sometimes, often, never en usually zijn voorbeelden van hoe vaak iets gebeurd. 

In de zin staan ze voor het werkwoord. 

I never do my homework.
! Als het werkwoord to be is, zet je deze na het werkwoord. !

I am always late for class.

Adjectives and adverbs

Adverbs = bijwoord

Een adverb kan iets zeggen over:

1. een werkwoord
2. een andere adverb

3. een andere adjective

4. een hele zin

Adjectives and adverbs

Een adverb kan iets zeggen over:

1. een werkwoord

2. een andere adverb

3. een andere adjective

4. een hele zin

He drives carefully.

He reads slowly.

They eat loudly.

She skates beautifully.

He cooks well.

Adjectives and adverbs

Een adverb kan iets zeggen over:

1. een werkwoord

2. een andere adverb

3. een andere adjective

4. een hele zin

She drives extremely carefully.

He reads incredibly slowly.

They cook very well. 

Adjectives and adverbs

Een adverb kan iets zeggen over:

1. een werkwoord

2. een andere adverb

3. een andere adjective

4. een hele zin

The actress is incredibly good.

He looks extremely fantastic.

They appear very shocked.

Adjectives and adverbs

Een adverb kan iets zeggen over:

1. een werkwoord

2. een andere adverb

3. een andere adjective

4. een hele zin

Unfortunately, I can't come to your party.

Luckily, I passed my driver's license.

Recap

Adjective zegt iets over een zelfstandig naamwoord, maar kan ook achter de volgende werkwoorden:

To be, to look, to appear en to seem.

Adverb kan iets zeggen over: een werkwoord, andere adverb, een adjective of een hele zin.

Adverbs

How to make adverbs:

Uitzonderingen - adverbs

hard --> hard

fast --> fast 

good --> well

near --> near

wrong --> wrong

late --> late

long --> long

Sammy cooks ...
(delicious)

1. delicious
2. deliciously

Pim looks ...
(amazing)

1. amazing
2. amazingly

Carly drives ... quickly.
(incredible)

1. incredible
2. incredibly

They are ... late.
(serious)

1. serious
2. seriously

... , I could cancel my doctor's appointment before it was too late.
(lucky)

1. Lucky
2. Luckily

They are very ...
(beautiful)

1. beautiful
2. beautifully

Pelé was a ... football player.
(famous)

1. famous
2. famously

Do the exercises

Do exercises 29, 30, 31 and 33.

Finished? Do readtheory! :)