Hoofdzinnen en bijzinnen jaar 2

Les grammatica
Welkom 2h5
Hoofdzinnen en bijzinnen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Les grammatica
Welkom 2h5
Hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Inhoud en doel van de les bespreken & voorkennis activeren (hoofd- en bijzinnen).
Les: Hoe kun je hoofdzinnen van bijzinnen onderscheiden? Oefenen met uitleg.
Een korte test. Is het leerdoel behaald? 

Terug: fictie (cijfer), compleet maken fictiedossier, bekijk de dossiers van andere leerlingen en kies een leuk boek uit. Volgende week: boek meenemen. 


Slide 2 - Tekstslide

Doel:
Je kunt hoofdzinnen van bijzinnen onderscheiden.

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je over
een hoofdzin?

Slide 4 - Woordweb

Hoofdzin 
Een hoofdzin:
- zelfstandige zin
- persoonsvorm (meestal) op de tweede plaats


Slide 5 - Tekstslide

Bijzin
Een bijzin:
- afhankelijke zin (kan niet bestaan zonder hoofdzin)
- persoonsvorm (meestal) verder naar achteren


Slide 6 - Tekstslide

Voorbeelden hoofdzin 
Voorbeelden hoofdzin:
- Ik vertrouw die hond niet.
- Je moet die hond meteen corrigeren.

* De persoonsvorm (pv) is rood

Slide 7 - Tekstslide

Voorbeelden bijzin
Je kunt deze zinnen uitbreiden met een andere zin: een bijzin.
De zinnen zijn verbonden met een voegwoord. Elke zin heeft een pv

- Ik vertrouw die hond niet, omdat hij al vaak gebeten heeft.
- Je moet die hond meteen corrigeren als hij bijt.

Slide 8 - Tekstslide

Voeg een bijzin toe aan deze zin:
Ik ga naar school

Slide 9 - Open vraag

Welke voegwoorden ken je (2)?

Slide 10 - Open vraag

Hoofdzin en bijzin
Extra tip:
Als er geen ander zinsdeel tussen het onderwerp en de pv kan staan gaat het om een hoofdzin:
De dierenwinkel sluit om zes uur, hoewel de meeste andere dierenzaken langer open blijven. 

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Een samengestelde zin bevat minimaal één hoofdzin en verder één of meer hoofdzinnen en/of bijzinnen.


Slide 12 - Tekstslide

Welk deel van de zin is de hoofdzin?

De paarden gaan niet naar buiten, omdat het -15 graden is.
A
De paarden gaan niet naar buiten
B
omdat het -15 graden is

Slide 13 - Quizvraag

Uitleg
persoonsvorm
onderwerp
voegwoord

De paarden gaan niet naar buiten, omdat het -15 graden is.

Slide 14 - Tekstslide

Welk deel van de zin is de hoofdzin?

Hij kon niet slapen, omdat hij zo'n pijn had.
A
Hij kon niet slapen
B
omdat hij zo'n pijn had

Slide 15 - Quizvraag

Uitleg
persoonsvorm
onderwerp
voegwoord

Hij kon niet slapen, omdat hij zo'n pijn had.

Slide 16 - Tekstslide

Welk deel van de zin is de bijzin?

Omdat ik de hond nog uit moest laten, kwam ik te laat.
A
Omdat ik de hond nog uit moest laten
B
kwam ik te laat

Slide 17 - Quizvraag

Uitleg
persoonsvorm
onderwerp
voegwoord

Omdat ik de hond nog uit moest laten, kwam ik te laat

Slide 18 - Tekstslide

Welk deel van de zin is de bijzin?

Als het weer zo blijft, kunnen de jonge katjes nog niet naar buiten.
A
Als het weer zo blijft
B
kunnen de jonge katjes nog niet naar buiten

Slide 19 - Quizvraag

Uitleg
persoonsvorm
onderwerp
voegwoord

Als het weer zo blijft, kunnen de jonge katjes nog niet naar buiten.

Slide 20 - Tekstslide

Vragen
Nog vragen of onduidelijkheden?

Slide 21 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord.

Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe hamsterkooi.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 22 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

Of ik kan stagelopen bij die manege, moet ik nog gaan onderzoeken.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 23 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

Ik heb al online gezocht naar een stageplek, maar ik heb nog niks gevonden.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 24 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

Ik heb een nieuwe kattenmand nodig, omdat de oude kapot is gegaan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 25 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

Vandaag ga ik de dieren eerder voeren, omdat mij dat beter uitkomt.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 26 - Quizvraag