Tekstverbanden en signaalwoorden 3

Nederlands
Donderdag 14 september 
8e uur 14.30 - 15.15 u 

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 44 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Donderdag 14 september 
8e uur 14.30 - 15.15 u 

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Lezen 
2. Zijn we er klaar voor? 
3. Gemaakte opdrachten en uitleg 
4. Huiswerk 
5. Aan de slag
6. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

Lezen 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

In paragraaf 4 leer je
tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden. 

Slide 4 - Tekstslide

Zijn we er klaar voor?
- Heb je juiste spullen op tafel? 
- Heb je een actieve luisterhouding? 


Slide 5 - Tekstslide

Eens kijken wat je al weet. 

Slide 6 - Tekstslide

Aan welke van de volgende twee worden kun je zien dat er een tegenstelling in een tekst staat?
A
maar, toch
B
en, want
C
dus, daarom

Slide 7 - Quizvraag

Wat betekent onder het genot van..
A
ergens onder zitten
B
niets gezelliger vinden
C
samen iets doen
D
terwijl je geniet van iets

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een synoniem voor 'amusant'?
A
grappig
B
leuk
C
reuze
D
speciaal

Slide 9 - Quizvraag

Ik vind dat je jouw huis mooi en [kleurloos/ smaakvol] hebt ingericht.

Slide 10 - Open vraag

Het [uitbouwen / studieadvies] is niet goed gegaan, er zaten fouten in het ontwerp van het dak.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de betekenis van 'onbetrouwbaar'?
A
niet opnieuw trouwen
B
niet te vertrouwen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'ontkomen'?
A
ontdekken
B
wegkomen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de betekenis van 'op je wenken bediend worden'?
A
een nieuwe winkel openen
B
iets heel erg missen
C
krijgen wat je graag wilt
D
aangeven wat je mist

Slide 14 - Quizvraag

Belangrijk!
tekst verbanden en signaal woorden. 

Slide 15 - Tekstslide

3 soorten tekstverbanden
  1. Opsomming
  2.  Tijdsvolgorde 
  3. Voorbeeld

Slide 16 - Tekstslide

De signaal woorden
  1. Opsomming
    ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, ten slotte, en.
  2.  Tijdsvolgorde 
    vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, ten slotte, nadat, terwijl, dadelijk, intussen.
  3. Voorbeeld
    Er zijn veel vakmensen betrokken bij het maken van een game, zoals tekenaars, programmeurs en geluidstechnici.

Slide 17 - Tekstslide

Huiswerk
Voor dinsdag 19 september
M alle opdrachten van P.4 blz. 23 t/m 29 

Slide 18 - Tekstslide

Aan de slag 
Maak alle opdrachten van paragraaf 4. 
Succes! 

Slide 19 - Tekstslide

Yes!
Jullie zijn toppers! Er is goed gewerkt. Nu is er tijd om iets voor jezelf te doen. 

Let op! Geen snapchat! 


Slide 20 - Tekstslide

Afsluiten
Dat was hem alweer! 
Goed gewerkt allemaal! 

Alvast een heel fijn weekend. 

Slide 21 - Tekstslide